Als het gaat om een stukje eigen werkverschaffing dan zijn Nederlandse opportunisten er als de kippen bij met de meest briljante en degelijk uitgewerkte concepten waarmee zij allochtonen de juiste taaltools denken te kunnen aanreiken om hun weg vlot in de Nederlandse samenleving te laten vinden. De reacties op dit soort aanbestedingen is talrijker dan het aantal asielaanvragen bij de vreemdelingendienst. Je zou aan de hand van deze draagkrachtmeting van het Nederlandse taalgebied bijna willen aannemen dat het Nederlandse taalgebied goede en solide pijlers ondergeschoven heeft gekregen. Niets is minder waar. Onlangs werd door het Haagsche Onze Taal aangetoond dat allochtonen een veel groter respect en belangstelling tonen voor het Nederlands dan Nederlanders zelf. Waarom eigenlijk?
Volgens Nederlandse sociolinguïsten zou het Nederlands in vergelijking met alle andere West-Europese talen het slechtst worden gedragen door haar eigen native speakers. Vele Nederlanders beseffen diep in hun hart dat ze hun moedertaal niet machtig zijn zoals dat eigenlijk zou moeten. Ik heb het niet alleen over de spelling maar voornamelijk over de zinsbouw zonder stijlfouten, zonder syntactische verhaspelingen etc. Niet zelden ligt in een door zelfs Nederlanders van allure geformuleerde zin, waaronder officieren van justitie, welzijnswerkers, sportleraren etc. het gezegde in de zin in een krolse omhelzing met het meewerkend voorwerp. Vraag hen niet of ze ooit gehoord hebben van de derde – en vierde naamval. Dientengevolge is het niet verwonderlijk dat hedendaagse scholieren bij het lezen van maar een paar regels uit werken van Couperus, Vestdijk of Slauerhof de straffe steekvlam aan hun vitale uiteinde beginnen te voelen.
Er zijn genoeg Nederlanders die hun vermeende taalbeheersing ontlenen aan het feit dat er genoeg buitenlanders zijn tegenover wie zij ten aanzien van hun eigen vermeende eclatante taalbeheersing niet in de eerste plaats als een revisor moeten optreden maar boven hen kunnen torenen als ware taalvirtuozen.
Nederlanders, voornamelijk die uit het spruitjeslucht-en bloemkooltijdperk, geloven er heilig in dat buitenlanders hun moedertaal nooit op hetzelfde genuanceerde niveau machtig kunnen zijn als zijzelf denken te zijn.Als het bij de meeste Nederlanders uiteindelijk toch een keer gaat om het toedichten van enige taalvaardigheid aan een etnische groep in Nederland dan gaat die gunning bij voorkeur uit naar een groep met een zo’n licht mogelijke tint. Dus hoe donkerder de groep des te slechter de Nederlandse taalbeheersing bij die groep wordt verondersteld. In tekenfilms spreken de bruinhuidige figuranten krom en kinderlijk Nederlands tengevolge waarvan kinderen reeds in hun prenatale ontwikkeling wordt ingeheid dat donkere mensen het Nederlands nooit machtig kunnen zijn.
Tengevolge hiervan scoren zelfs Surinamers nog lager op deze scoreladder dan bijvoorbeeld de lichtgetinte en blanke allochtonen. Het ge-oewwij van de Surinamer doet de weegschaal helemaal doorslaan in de negatieve richting.Een ander sluipend gevaar dat gelijk kanker uitdijt binnen het Nederlandse taalgebied is de oprukkende straattaal. In feite zou voornamelijk de pattriotisch gezinde Hollander zich mogen troosten met de gedachte dat Suriname, alwaar het klassieke Algemeen Beschaafd Nederlands in overbeschaafde vorm geconserveerd is gebleven , als redder van het eroderende Nederlandse taalgebied zou kunnen worden aangemerkt. Suriname werd overigens in 2005 officieel toegelaten tot de Nederlandse Taalunie.
De gemiddelde Nederlander gelooft heilig in het feit dat het spreken van het Nederlands met een ander accent , nimmer correct Nederlands kan zijn óf ervoor mag worden aangezien. Om te beginnen is het gebruik van het woord accent in Nederland op zich fout en verkeerd en dus getuigend van taalonbeheerstheid! Vaak is datgene wat men pleegt aan te duiden met het woord ‘accent’, géén accent maar de klank die als sterke invloed uit de moeder-, culturele- of regionale taal van de taalgebruiker in alle andere talen die betrokkene spreekt, blijft doorwerken. Deze sterke invloeden heten in het Nederlands onderklank en geen accent. Echter, als het echt gaat om de verkeerde beklemtoning dan beginnen daarin tegenwoordig zelfs Nederlandse presentatoren en nieuwslezers de eredivisie te behalen. De gewezen Tweede Kamervoorzitter, Jeltje van Nieuwenhoven, sprak niet met een Noord- Hollands accent maar met Noord-Hollandse onderklanken. Het is toch idioot dat een spreker die met een bepaald accent spreekt, tegelijkertijd misschien presteert om het accent verkeerd te leggen. Wat doet die persoon dan precies , beredeneerd vanuit het woord accent?
Opmerkelijk is dat vele Nederlanders hun status ontlenen aan het feit dat zij zelf met Amerikaanse onderklanken in het Nederlands kunnen rochelen. Nog opmerkelijker is dat Nederlandse onderwijsinstellingen docenten voor het vak Nederlands uitsluitend werven uit het autochtone reserveleger terwijl allochtone leerlingen dat zelf ook wenselijk achten. Zij zijn evenals de grote groep autochtonen van oordeel dat goed Nederlands inherent is aan een goed accent en dit laatste kan het best worden verklankt vanuit het strottenhoofd van de Hollander! Een ergere vicieuze cirkel laat zich niet denken! Hetzelfde geldt voor alle andere taalgerelateerde beroepen waaronder de redactie.
Deze willekeur en pseudowetenschap is er debet aan dat het Nederlands in de internationale wereld niet meer voorstelt dan een met groeihormonen vergiftigde reus die een neerwaartse groeirichting volgt. Landen alwaar een taal wordt gesproken die verder nergens anders hoorbaar is voelen zich vereerd als vreemden proberen zich hun taal eigen te maken. Nederland denkt er kennelijk anders over en past een soort taalconservatisme toe dat tot uiting komt middels negatie, miskenning en bagatellisering. Middels quizprogramma’s als Tien voor Taal, Het Groot Dictee, Lingo, Ik hou van Holland etc. probeert men het Nederlands een boost te geven zonder dat daardoor een groeipotentie zichtbaar en voelbaar wordt.
De straattaal , hoofdzakelijk aangejaagd door hitsige vmbo’ers begint steeds meer terrein te winnen en zou zelfs kunnen leiden tot debatten in de Tweede Kamer waarbij de Minister van Onderwijs aan die van Financiën op de navolgende wijze om meer geld vraagt: “Hey Swa, ik heb meer doekoe nodig man, want de studenten zijn geneigd tot een fetti als zij niet vlug worden tegemoet gekomen in hun eis.” Misschien zou het geen verkeerd idee zijn het Nederlands taalgebied op de veiling te gooien en iets creatiefs te bedenken met het ratjetoe van één van de culturele minderheden in Nederland. Uit het Surinaams zijn inmiddels woorden als doekoe, fetti, man, ingeburgerd. Dan maar het gehele Surinaams, desnoods ter ere van wijlen Edgar Cairo.