Op drugsgebruik, -handel, -bezit, -productie en -oogst staan in Indonesië nogal hoge straffen. In een door en door corrupt land betekent dit dat er voor de politie dus veel geld aan te verdienen valt. Hoewel er in Jakarta makkelijk aan XTC en aanverwanten te komen valt, zijn softdrugs nauwelijks te krijgen. Het kunstmatige soft- en harddrugonderscheid bestaat er niet, dus het risico is hetzelfde. Geen wonder dus dat er vooral spul met de grootste effecten te krijgen is. Recent werd er in Jakarta nog een man opgepakt die een miljoen pillen per week produceerde en verkocht, en in diverse clubs zijn invallen geweest.
Maar op de Gili-eilanden is geen politie. Er zijn ook geen brommers, auto’s of andere gemotoriseerde vehikels, maar dat doet er in dit kader natuurlijk totaal niet toe. Maar goed: omdat er geen politie is, is er wel wiet te koop. En wel bij zo’n beetje ieder lid van de plaatselijke bevolking. Misschien op de jankmoslim in de plaatselijke minaret na dan. De wietmannetjes verkopen overigens desgevraagd ook XTC en cocaïne. De hele handel verloopt uiterst schimmig met snel dingetjes doorgeven in donkere steegjes. Ondanks de relatieve veiligheid van het gebeuren zit het besef dat het gevaarlijk is er blijkbaar diep in.
Doorgesnoven dijkboys
En waarschijnlijk terecht, want de politie heeft in het verleden wel eens een undercover cop op het eilandje afgestuurd. Nu zal dat op zich weinig zoden aan de dijk zetten, aangezien in zo’n kleine gemeenschap waar iedereen elkaar kent een nieuwe landgenoot per definitie met wantrouwen wordt begroet. De plaatselijke toerist maakt zich in ieder geval niet al te ongerust, en wie naar het feest in de Rudy’s Pub gaat, zal geheid een stel doorgesnoven dijkboys op de barkrukken zien staan. Meestal zonder er af te vallen. Dat wel.
De wiet die er te koop is, is een soort reformwiet. Of bio-wiet, zo u wilt. Het spul is gortdroog, er zitten complete takken tussen en het heeft uitsluitend puur gerold enig effect. Maar dat puur rollen is nogal lastig vanwege de droogheid van het spul. Kort samengevat: als je het heel graag wil kun je op Gili heel makkelijk aan inferieure wiet komen.
Als je een echte doorzetter bent en je slaagt er in genoeg van het spul je longen in te krijgen – net als de wiet zelf is de rook die ervan afkomt gortdroog – dan zit je vervolgens een paar uur nogal dom te grijnzen. In dat opzicht verschilt het nauwelijks van Hollandse kaswiet.
Steigers van bamboe
Verder is Gili Trawanga een soort openluchtcafé voor duikers. Het is idyllisch voor mensen die hun huwelijksreis bij CenterParcs boeken. De plaatselijke bevolking houdt zich uitsluitend bezig met de toeristenindustrie en de toelevering daaraan. Langs de kustweg verrijst het ene resort na het andere, wat op zich wel een mooi gezicht is. Alle materialen worden aangevoerd met kleine houten bootjes en worden op het eiland verder vervoerd met paard en wagen. De bouwwerkzaamheden gaan vrijwel uitsluitend met de hand. De steigers zijn van bamboe.
Er is overigens een bar die nog wat aandacht verdient: de Sama Sama. Dat is een reggaebar waar het geluid van de live-band veel te hard staat. In tegenstelling tot de meeste bandjes in cafés slaagt deze erin om het overwegend van Bob Marley geleende repertoire acceptabel te reproduceren. Volgens sommige is het de beste reggaebar van Zuidoost-Azie, wat natuurlijk kan kloppen. Wie zal het zeggen?
Indonesiërs zijn dol op live-bandjes. In de meeste cafés – hoe leeg ook – zit elke avond zich wel een bandje uit de naad te werken op een playlist van onbegrepen Engelstalige liedjes. Dat recent vooral het oeuvre van Whitney Houston het moet ontgelden, is natuurlijk een fijn eerbetoon aan een mevrouw die het verder vooral van de crack moest hebben.
Rode ogen
Overigens doen niet alleen de toeristen zich te goed aan wat Gili Trawanga aan drugs te bieden heeft. Ook de plaatselijke dealertjes blijken zich overdag nog maar met moeite staande te houden in hun reguliere baan. Dezelfde mannetjes die je van ’s avonds laat tot ’s morgens vroeg wiet proberen aan te smeren, zijn dezelfde die de boten naar Lombok bestieren. Terwijl het zo hard regent dat je je bijna afvraagt of er meer water in de lucht zit of in de zee, wrijft de een na de ander vermoeid in zijn rode ogen alvorens deze voor enige tijd te sluiten. Vlak voor de kust van Lombok wordt de lijn van een hengel binnengehaald die de hele reis achter de boot heeft aangetrokken. Tot opluchting van de mannetjes zit er geen vis aan. Het is duidelijk dat geen van hen zin heeft om deze morgen ook nog dit gevecht met de natuur te leveren.
Fotograaf Maarten Brante trekt met enige tegenzin door Indonesië en doet daarvan verslag op DeJaap. Meer beeld op zijn website: maartenbrante.com.