In de afgelopen maanden berichten verschillende media steeds frequenter over versoepeling van en op druk op examens in het Hoger Onderwijs. Deze week berichtte de Volkskrant dat eenderde van de docenten genadezessen geeft en twee weken geleden werd bekend dat de Haagse Hogeschool een studiebegeleider heeft betaald op basis van het principe: “No cure, no pay.” Slaagde een student, dan werd er salaris uitbetaald; zakte de student dan kon de begeleider fluiten naar zijn geld. Keer op keer struikelen Tweede Kamerleden en de Staatssecretaris van Hoger Onderwijs over elkaar heen om als eerste hun verontwaardiging uit te kunnen spreken over de gang van zaken; gisteren was Tanja Jadnanansing er bijvoorbeeld als de kippen bij om Kamervragen te stellen over de genadezesjes. De veroordelingen zijn terecht, maar een stukje reflectie op het eigen beleid kan daarbij geen kwaad.
Men zou zich eerst eens moeten afvragen waarom docenten en instellingen dit gedrag vertonen en daarmee de kwaliteitsnormen onder druk zetten. Het lijkt immers vrij onwaarschijnlijk dat een docent graag onterechte voldoendes uitdeelt, of dat het College van de Haagse Hogeschool wil aansturen op diploma-inflatie. Wat is de motivatie dan wel?
Op een lager niveau kopiëren
De verklaring ligt verrassend genoeg in het beleid van de Staatssecretaris zelf. Het verdeelsysteem van de onderwijsgelden in Nederland bevat namelijk al jaren (voor zowel HBO als WO) een zeer perverse prikkel die dicht in de buurt komt van het no cure, no pay-principe: er wordt namelijk (deels) betaald per diploma. Studeert een student niet af, dan krijgt de instelling minder geld. De Haagse Hogeschool, die net als vele andere hoger onderwijsinstellingen steeds scherper moet gaan begroten, doet dus niet meer dan het Rijksbeleid op een lager niveau kopiëren. In dit geval is het echter niet de instelling, maar de docent die wordt betaald per diploma. Zorgwekkend? Ja. Verrassend? Nee.
De Haagse Hogeschool is namelijk niet de enige instelling die dit principe al dan niet gedeeltelijk kopieert. De Universiteit van Amsterdam heeft sinds 2006 haar volledige interne allocatiemodel gebaseerd op het behalen van studiepunten en diploma’s. Het systeem werkt als volgt: de verschillende faculteiten bieden verschillende opleidingen aan. Voor elke studiepunt (een tentamen levert gemiddeld zes punten op) dat de student behaalt, krijgt de faculteit gemiddeld 100 euro. Voor een behaald diploma ontvangt een faculteit bovendien een bonus 3122 euro (voor een masterdiploma). Ook hier geldt: geen studiepunten of geen diploma is geen uitbetaling. De faculteit (en de opleiding) zijn er dus bij gebaat om studenten zo snel mogelijk veel studiepunten en hun diploma te laten halen. En ook hier bestaat (inherent aan de allocatiesystematiek) het gevaar dat de kwaliteitsnormen daardoor onder druk komen te staan, ondanks dat nagenoeg alle medewerkers de intentie hebben om kwalitatief zo hoogwaardig mogelijk onderwijs aan te bieden.
Vicieuze cirkel
De druk op kwaliteitsnormen wordt nog groter als een opleiding een relatief groot aantal langstudeerders heeft. Wanneer studenten niet of langzaam afstuderen krijgt zo’n opleiding de diplomabonus niet binnen en kan zij minder docenten of begeleiders aannemen. Studenten die vervolgens hun masterscriptie willen gaan schrijven botsen dan plotsklaps op een tekort aan begeleiders, waardoor een wachtrij ontstaat, het aantal langstudeerders weer verder toeneemt en er weer minder diplomabonussen binnenkomen. Eenmaal in een negatieve spiraal gekomen leidt het systeem dus ook tot grotere tekorten, meer langstudeerders en een steeds grotere druk op begeleiders om meer studenten hun diploma te laten halen. Opleidingen zijn vervolgens genoodzaakt om het aantal begeleidingsuren voor scripties terug te schroeven of een groter gedeelte van de scriptie collectief te organiseren wat de kwaliteit niet bevordert.
Wie denkt dat bovenstaande schets overdreven is komt van een koude kermis thuis. Op verschillende universiteiten, waaronder de Universiteit van Amsterdam is deze praktijk inmiddels gemeengoed.
Diploma-lijken
Dit is uiteraard een zorgwekkende ontwikkeling die zo snel mogelijk moet worden teruggedraaid. Het probleem lijkt het meest eenvoudig op te lossen door het bij de bron aan te pakken: het Rijksbeleid moet dus op de schop. Helaas hebben onze Parlementariërs dit zelf nog niet in de gaten want zij lijken keer op keer verbaasd als er een nieuw diplomalijk uit de kast valt. Een mediaspektakel volgt dan, waarbij de slechte inspectie, de slechte bestuurders of de slechte docenten de schuld krijgen terwijl het werkelijke probleem – het perverse verdeelsysteem – onderbelicht blijft.
Het is dus hoog tijd voor een stukje zelfreflectie in Den Haag. Willen we werkelijk kwalitatief hoogwaardig onderwijs dan is het tijd voor significante herijking van het beleid.
Nikolai Jacobs is voorzitter van medezeggenschapspartij mei, student en lid van de opleidingscommissie Sociale Geografie en Planologie aan de Universiteit van Amsterdam.