De uiterste fatsoensgrens ligt opgesloten in de wet. Strafrecht als ultimum remedium. Binnenkort buigt de rechter zich over de vraag of de heer Kinneging, hoogleraar rechtsfilosofie te Leiden, deze grens heeft overschreden. De hoogleraar had een confrontatie met de heer Castricum, het enfant terrible van de Nederlandse journalistiek. Omroep PowNed heeft aangifte gedaan. En niet zonder reden. Bedreiging en handtastelijkheden, te zien in de beelden van de confrontatie, behoren niet tot het arsenaal van een intellectueel. Eigenrichting is verboden. Van een hoogleraar die juridisch geschoold is en gestaald in het publieke domein zou je geen brute middelen verwachten. De toepassing mag hem zwaarder worden aangerekend dan een gemiddelde burger.
‘Hij vroeg erom’
Treft de heer Castricum geen blaam? De man confronteert en kliert. Hij kan zo goed sarren dat het onvermijdelijk is dat iemand hem eens bij de lurven grijpt. Hij vraagt er toch om? Natuurlijk niet. Dit is een verwerpelijke redenatie. Het soort logica dat je in rechtbanken vaker hoort. Ze was hoerig gekleed en lonkte naar mij. Ze wilde het zelf…
De inzet van het handgemeen maakt deze kwestie relevanter dan een burenruzie. Inhoudelijk gaat het om een botsing van wereldbeelden en gedachten. Het begon met een column in het programma Buitenhof. Hierin sprak mevrouw Tahir, de echtgenote van de hoogleraar, haar bezorgdheid uit over het verval van de journalistieke waarden en normen. De heer Castricum werd neergezet als de personificatie van de teloorgang:
PowNets Rutger Castricum is totaal niet in de inhoud geïnteresseerd, hondsbrutaal en er alleen maar op uit politici belachelijk te maken’. ‘Er is maar één manier: onfatsoenlijke televisiejournalisten weren van het Binnenhof. De pers vormt een onmisbare controle op de macht. Dat is waar. Maar alleen de beschaafde pers. Laat daarom alleen beschavelingen toe. De televisietactieken van Rutger Castricum en de zijnen verzieken de politiek alleen maar!
Op de man spelen
Los van het spelen op de man, hetgeen merkwaardig aandoet in een pleidooi voor beschaving, agendeert Tahir een maatschappelijk probleem. De politiek dreigt te verzieken door toedoen van onfatsoenlijk journalisten en er is te weinig aandacht voor inhoud. Ze presenteert ook een oplossing. Onfatsoenlijke journalisten moeten geweerd worden van het Binnenhof.
De column roept, zoals het een column betaamt, vragen op. Wat is de omvang en de ernst van het probleem? Is de causaliteit tussen onbeschaafde journalisten en de uitholling van de politiek aantoonbaar? Is de voorgestelde oplossing uitvoerbaar? Waar ligt de cesuur tussen fatsoen en onfatsoen? Is de verloedering ook op provinciaal en gemeentelijk niveau doorgedrongen?
Op de burelen van PowNed is vast gelachen. Hondsbrutaal is een kwalificatie die als geuzennaam gedragen wordt. Maar er is ook een journalistieke reflex. Erop af. Verhaal halen. Wederhoor. Daarbij wordt gekozen, volgens PowNed omdat een interview niet gehonoreerd zou worden, voor een overval. Deze keuze ligt nu onder vuur. De methode zou disproportioneel zijn en exemplarisch voor het onfatsoen van PowNed.
Proportie
Tahir heeft in een goed bekeken programma giftige pijlen op Castricum gericht. Haar woorden waren misschien geen uitnodiging om in debat te treden. Hoezeer dat ook in de rede zou liggen, het is geen verplichting die uit een column voortvloeit. Haar woorden geven PowNed wel een gerede aanleiding en het recht om te proberen om wederhoor te krijgen.
Gradueel is een confrontatie op een privéadres, al dan niet in het telefoonboek opgenomen, een zwaarder middel dan een column. Maar is het disproportioneel? De aanname dat Tahir op geen andere wijze had willen meewerken lijkt niet vergezocht. Het is niet vastgesteld, maar dat is ook geen voorwaarde. Een journalist is vrij om zijn eigen methode te kiezen.
Castricum is persoonlijk en beroepsmatig in de media aangesproken. Hij had weinig mogelijkheden om wederhoor te krijgen. De betrokkenen zijn publieke personen en media professionals. Als columniste zoekt Tahir het hart van het maatschappelijk debat en ze schuwt de persoonlijke aanval niet. In deze context is een draaiende camera bij de voordeur niet disproportioneel of onfatsoenlijk.
Kamerleden
Na de confrontatie verscheen het echtpaar in Pauw en Witteman. Ze weigerden om in gesprek te gaan met een vertegenwoordiger van PowNed. Tijdens het interview werd het probleem, het causale verband en de oplossing verder uitgewerkt. Een kleine bloemlezing:
Het betoog maakt geen doordachte indruk.
De Tweede Kamer heeft 150 leden. Een aantal verschijnt regelmatig of negatief in de media. Het merendeel van de Kamerleden is onbekend. Er bestaat geen interviewverplichting en er zijn voldoende kanalen om onjuiste berichtgeving te weerleggen. De bewering dat sommige mensen uit angst voor onfatsoenlijke journalisten niet in de politiek gaan is ongetwijfeld juist. Maar is dat erg? Er is en dreigt geen tekort aan Kamerleden.
Is het probleem dat er geen ‘goede mensen’ in de Kamer zitten? Als afspiegeling van de samenleving scoort de Kamer slecht. 90 procent van de leden is hoger opgeleid. Academici zijn oververtegenwoordigd waarbij de universiteit Leiden hofleverancier is. Dat geldt ook voor Haagse bestuurders, staatslieden en parlementaire journalisten. Zou de hoogleraar daarom zo ongerust zijn?
Deugdzaam
Zijn goede politici degenen die de kloof tussen burger en politiek slechten? Op dit punt verschaft de heer Kinneging enige duidelijkheid. Hij gruwelt van welbespraakte politici die het electoraat bespelen. Het juiste archetype is beschaafd, gericht op inhoud en “misschien wel niet zo ad rem en gevat”. Het betreft dezelfde set van deugden waaraan fatsoenlijke journalisten moet voldoen.
Opeens wordt veel duidelijk. Het hele pleidooi stoelt op de presumptie dat er deugdzame en ondeugdzame mensen zijn. Deugdzame mensen zijn wellevend en intellectueel superieur. Zij zijn bij uitsluiting geschikt om te besturen. Ze moeten de eenvoudigen van geest behoeden voor dwaling en lichtvoetigheid. Daarom mag Tahir columns uitspreken, hoort Kinneging eigenlijk in de Kamer en hoeft niemand Castricum te woord te staan.
Het is een griezelig beeld. De geest van Plato wasemt er in door. Statische mensbeelden en achterhaalde gedachten over vorm en inhoud. Alsof die los van elkaar kunnen staan. Inhoud is belangrijk maar de vorm is het voertuig. De hoogleraar was ooit adviseur van de VVD politicus Frits Bolkestein. Indien de rollen omgekeerd waren geweest was dit echec wellicht voorkomen. Het adagium van Bolkestein is glashelder en bevat een wijze les: “wie de vorm beheerst, is de inhoud meester.”
Johan Doesburg is debatexpert.