We weten allemaal hoe aspirant-debutanten met hun manuscript bij uitgevers moeten leuren met alleen ‘uw manuscript past helaas niet in ons fonds…’ als antwoord. Geheel anders vergaat het Bekende Nederlanders.
Het boekMoord en brand van Boris Dittrich wekt de indruk dat de uitgeverij heeft gedacht: ‘We jassen dit manuscript van deze BN’er er snel doorheen, dan kan het nog nét mee met de voorjaarscatalogus. Met zijn naam op de omslag en de aanbeveling van Arthur Japin op de achterzijde, verkoopt dit boek toch wel.’
Nou mag je een uitgever niet kwalijk nemen dat hij winst wil maken om zijn bedrijf draaiende te houden. Maar je kan wel de redactie verwijten dat zij steken heeft laten vallen. In dit geval héél wat steken…
Het verhaal is snel verteld. Er worden twee Tweede Kamerleden vermoord en een AIVD-medewerker wordt op de zaak gezet. Het oppakken van een onschuldige verdachte die tijdens een ruwe ondervraging gewond raakt, leidt uiteindelijk tot een gevallen kabinet. Al vóór de helft van het boek maakt de echte dader zich bekend en de lezer krijgt mondjesmaat een kijkje in diens hoofd. Er wordt een soort ‘Jomanda’ opgevoerd, waarna een populair politicus opdoemt á la Pim Fortuijn die vervolgens ‘De Republikeinse Partij’ opricht. De AIVD-medewerker opteert met succes incognito voor Tweede Kamerlid van deze RP en voorkomt op Prinsjesdag een bomaanslag waarbij de echte dader omkomt. Als dank ontvangt de AIVD-medewerker bloemen van leden van het koningshuis. Eind goed, al goed.
Uit het eerdere non-fictieboekElke liefde telt (2009) blijkt dat Boris Dittrich wel degelijk kan schrijven. Maar een thriller hoort aan andere eisen te voldoen dan een non-fictieboek. En daar is het nou net waar de schoen wringt.
Had de auteur namelijk de valkuilen bij fictie-schrijven omzeild, dan was dit boek half zo dik geworden en had de lezer zich gerespecteerd gevoeld. Want onnodig ingeslagen zijpaden en herhaling op herhaling halen de vaart uit een verhaal. Zie onderstaande overbodige tekst uit de mond van het eerst vermoorde Kamerlid.
‘De kelder waar Tanja me wil ontmoeten, ligt onder het gedeelte van het Tweede Kamercomplex tegenover het torentje van de minister-president en recht achter de Ridderzaal. Vroeger was er een officiële ingang: Binnenhof 7a. Al heel lang wordt die ingang niet meer gebruikt. Mijn allereerste werkkamer bevond zich in die vleugel van het gebouw, op de begane grond. Sindsdien zijn de politieke fracties naar andere delen van het Kamergebouw verplaatst en wordt dit gedeelte door interne diensten gebruikt.’
Deze tekst wordt nog aangevuld met een vroegere functie van de kelder, dat het personeel klaagde over slechte arbeidsomstandigheden en waarom dat was. Wat het Presidium van de Kamer daaraan deed. Gevolgd door:
‘Omdat de ingang aan het Binnenhof 7a jaren geleden werd afgesloten, ligt dit gedeelte van het gebouw in een dode hoek. De trap leidt van de eerste etage naar de begane grond. Daar kom je in een hal. Aan het eind daarvan bevindt zich een deur van massief eikenhout, beslagen met ijzer. Deze deur moet eeuwenoud zijn want hij is in de stijl van de deuren in het keldercomplex onder de Ridderzaal.’
Een moord op ‘bekend terrein’ te laten plaatsvinden heeft zo zijn risico. Om diezelfde reden zijn egodocumenten vaak zo onleesbaar.
Daarnaast halen storende clichés als …donkerblonde krullen golven over haar schouderbladen… enOnverwacht welt er een traan op in Helga’s ogen. het niveau van tekst naar beneden.
Een misdaadverhaal moet bloedstollend zijn. Maar dit boek mist zich ontwikkelende personages, een met vaart geschreven moordonderzoek met spannende dialogen die het verhaal voortstuwen en een dader met een dwingend motief, waarvoor de lezer zelfs een beetje begrip krijgt.Steeds opnieuw benadrukken dat de hoofdpersoon, een in Nederland geboren en getogen zoon van Marokkaanse ouders,door anderen tenonrechte nogals ‘allochtoon’ wordt benaderd, denkt de lezer, ja, dat weet ik nu allemaal wel…
Dat de lezer dit boek na twintig pagina’s dichtslaat wordt mede veroorzaakt door de talloze bijzaken die er met de haren bijgesleept lijken. Terwijl Tsjechov al schreef dat als er in de tekst een geweer aan de muur hangt, het ook ergens in het verhaal moet afgaan, had W.F. Hermans het over een mus die niet zonder reden van het dak mocht vallen.
‘De Puttense moordzaak’, de constitutionele monarchie versus republikeins bestel, het homohuwelijk en zo kan ik nog wel even doorgaan, zijn onderwerpen die de auteur misschien raken maar de lezer alleen maar afleiden. Volgens Jan Brokken inDe wil en de weg (2006) is de grootste fout van een schrijver dat hij te slim wil overkomen. Zelfs de wijdlopige beschrijving van de oprichting van de Republieke Partij á la LPF en de nog op de valreep ontluikende romance tussen de AIVD-medewerker en zijn collega, houden de zoektocht naar de dader alleen maar op.
Daarnaast irriteert de wijze waarop de auteur, als voormalig Tweede Kamerlid voor D66, zijn vroegere collega’s als een stelletje egomane klunzen neerzet.
Verdere kritiek valt de redactie aan te rekenen die onderstaande fouten had moeten verwijderen. Ik noem er drie van de zeven.
Pagina 223:‘Hij doet zijn hand … voor de aanwezigen op het terras te verbergen …’, terwijl zes regels eerder geschreven staat dat dit personage al van het terras naar huis is gelopen.
Pagina 286:‘… de twee voorste vingers van zijn rechterhand …’
Pagina 302. Een arts kan niet zonder technische, diagnostische hulpmiddelen bij een tegen een radiator gevallen slachtoffer een schedelbasisfractuur constateren.
Tot slot blijf ik met een aantal vragen zitten. Kan een slachtoffer zijn eigen moord wel beschrijven? Nog afgezien van het antwoord wordt dit misdrijf in opvallend taalgebruik beschreven op pagina 82 waarop welgeteld 21 maal het woord ‘mijn’ en 25 keer het woord ‘ik’ voorkomen.
Mogen ‘Boze Vaders’ gewoon in het parlementsgebouw rondscharrelen? Kan een persoon, zoals beschreven op pagina 283, bij iemand anders registreren ‘hoe zijn denkproces zich voltrekt’?
Ik vrees dat de auteur, die zeker zijn sporen al in het publieke leven verdiend heeft, met dit boek riskeert om van twee sokkels tegelijk af te tuimelen.
Uitgever: | Nieuw Amsterdam |
Pagina’s: | 415 |
Prijs: | 19.95 |
ISBN: | 9789046809464 |
Jaar: | 2011 |
Website auteur: | http://www.borisdittrich.nl/ |