De door Invisible Children (IC) ontketende Kony-hype waart door het land. De naam Invisible Children roept zoveel weerstand bij me op dat ik er twee dagen over doe om het filmpje van deze organisatie te openen. Alleen al de term ‘onzichtbare kinderen’. Het is waar: de oorlog die Joseph Kony vanaf 1987 tegen zijn eigen Acholivolk in noordelijk Oeganda voerde, was tot 2004/2005 tamelijk onzichtbaar.
Als journalist was ik in 2001 in Gulu. Die rare wrede oorlog was zo onzichtbaar dat ik er pas van hoorde toen ik al in Oeganda was geland. Het was gevaarlijk, zo niet onmogelijk in die tijd om naar Gulu te reizen. Maar het lukte me. Samen met een Amerikaanse fotograaf waren wij de enige journalisten in noordelijk Oeganda. Gulu bleek een spookstadje. De straten waren verlaten, doodstil. De mensen zaten verschanst in hun huizen of een vluchtelingenkamp buiten Gulu. De meeste ontvoerde kinderen zaten nog in de ‘bush’, zoals ze het discreet noemden. Ik schreef erover, bleef er bijna elk jaar over schrijven en verkocht mijn verhalen met veel moeite, want niemand had ooit van die oorlog gehoord.
Dat duurde tot ver in 2004 toen ineens, dankzij de operatie ‘Iron Fist’ van het Oegandese leger, kinderen uit de bush kwamen en je relatief veilig naar Gulu kon reizen. Naar het recept van Linda Polmans Crisiskaravaan streek een leger in Gulu neer van hulporganisaties in witte landcruisers met grote fallusvormige antennes op de motorkap. In hun kielzog kwamen er journalisten mee, van de BBC, CNN, alle grote kranten tot en met studenten journalistiek die er hun scriptie kwamen schrijven. Mijn werk was gedaan. Ik kon niet op tegen de correspondenten, vooral niet qua budget. Reisden zij in fourwheeldrives met privéchauffeur, ik moest mijn vervoer zelf betalen en de prijzen waren door de invasie fors gestegen.
Puik materiaal
In 2003 ontmoette ik de zogenoemde night-commuters op het busstation van Gulu; kinderen, zoals Jacob uit de IC-film, die hun dorpen ontvluchtten uit angst ontvoerd te worden. In 2004 had Unicef tenten voor ze opgezet. In 2005 was het veilig in Gulu. Kinderen konden rustig thuis blijven slapen. Maar dit strookte niet met het idee van NGO’s en journalisten. In ruil voor dekens, eten en aandacht bleven de kinderen elke nacht komen, veel meer dan ik er in 2003 had gezien. En ze hadden allemaal hun verhaal. Het was ideaal voor veel televisiejournalisten, die alleen het land hoefden in te vliegen, een nachtje Gulu deden en met puik materiaal weer naar huis vlogen.
In 2005 maakte ik er mijn laatste reportage. Toen ik er in 2008 weer kwam voor FairPen (net zoals overal in Oeganda werken we ook op scholen daar), viel mijn mond open van verbazing. Het spookstadje was een boomtown geworden. Tot op de dag van vandaag lijkt de crisiskaravaan inclusief landcruisers hier voorgoed te zijn neergestreken. Hippe jonge vrijwilligers drinken van achter hun laptop echte cappuccino in een koffieshop die je normaliter alleen in de hoofdstad Kampala vindt. Acholi Inn, hét hotel van Gulu waar ik voorheen nog in contact kwam met (ex-) commandanten uit Kony’s Verzetsleger van de Heer (LRA) en vredesondehandelaars van het eerste uur, zit nu vol met een nieuw soort ramptoeristen: veelal Amerikaanse reli’s die zakken vol knuffels en kleren meeslepen.
Booming business
In hetzelfde hotel worden workshops georganiseerd over reïntegratie van gewezen LRA-commandanten, het naleven van mensenrechten en forensisch onderzoek voor politieambtenaren: alles betaald door de Wereldbank. Voor al die workshops, hulpverleners en toeristen schieten nieuwe hotels, restaurantjes en nachtclubs als paddestoelen uit de grond. Gulu is booming business. Veel hulporganisaties zien inmiddels in dat de crisiskaravaan verder moet. Ze trekken en masse naar Karamoja. Niet dat daar oorlog is, maar de nood is er hoog. En als die niet hoog genoeg is, bedenken we wel iets, zoals een hongersnood.
Kony zit inmiddels heel ver van Oeganda vandaan, in de Centraal Afrikaanse Republiek (CAR). CAR, Soedan, Congo, Oeganda… wie zal het iets kunnen schelen? Afrika is Afrika. Zoals de tentenkampen voor de kinderen werden gecreëerd, zo wordt nu in het filmpje van IC een oorlog gesuggereerd die in Oeganda is afgelopen. En dat al sinds zes jaar.
Anders ook dan IC suggereert, zijn er op het moment geen 30 000 kinderen ontvoerd. Er zijn 25 000 kinderen in de loop van 30 jaar ontvoerd. Maar nu zijn de mensen in noordelijk Oeganda hun leven aan het opbouwen. Feit is dat Kony nog steeds dood en verderf zaait in de CAR en Congo, en dat een contingent Amerikaanse soldaten samen met het Oegandese leger op hem jagen.
Geldbron
Feit is ook dat voor sommige hulporganisaties de oorlog niet lang genoeg kan duren. Want wat moeten ze als de noodzaak er niet meer is en de geldbron opdroogt? Invisible Children maakt geweldig goede fimpjes, het is meer een filmbedrijf dan een hulpbedrijf met nadruk op bedrijf. Voor ons NGO’s is het heel leerzaam, namelijk hoe crowdfunding echt moet, en hoe je zoveel mogelijk geld binnenhaalt met prullaria als armbandjes en T-shirts.
Dat kinderen lijden, betekent niet dat ze automatisch zielig zijn. Integendeel: ze zijn ijzersterk en veerkrachtig, dat blijkt wel. Echte overlevers. Waarom worden al die ‘onzichtbare kinderen’ niet ingezet om posters te plakken, armbandjes te dragen, het land, de wereld te mobiliseren Kony te pakken. Waarom laat IC hén geen actie voeren? Waarom worden ze weer tot niets in staat geacht en veroordeeld om zielig te zijn, om onzichtbaar te blijven? Het antwoord is voor mij duidelijk: Invisible Children als organisatie moet zichzelf in stand houden, overleven, en het is briljant hoe ze dat doet.
Edith Tulp is freelancejournalist en medeoprichter van FairPen Foundation. Dit stuk verscheen eerder op VK.nl.