Onderhandelingen
Achter gesloten hekken:
Zwijgen, zorgen, zoeken.
Wachten, willen, wensen.
Denken, dealen, durven.
Dreigen, dralen, draaien.
Kibbelen, kijven, kakelen.
Grijpen, grissen, graaien.
Grinniken, grimassen, grijnzen.
Begroten, bederven, besparen.
Verliezen, verkondigen, verklaren.
Verklikken, verklappen, verkloten.
Laveren, loodsen, leiden.
Bedingen, bestemmen, besluiten.
Bedrijven, besturen, beheren.
Schertsen, schimpen, spotten.
Vechten, veinzen, vallen.
Verfraaien, versieren, verdraaien.
Spinnen, sollen, stangen.
Bedriegen, bestoken, belagen.
Broeden, bezinnen, beraden.
Runnen, regelen, ritselen.
Twijfelen, tegenwerken, touwtrekken.