Geeske is een vissersvrouw. Vanaf haar huisje, boven aan de zeereep van een eiland tuurt zij over de zee en wacht iedere avond op haar man Johannes. In het tweede hoofdstuk, Zonsondergang, wordt duidelijk dat Johannes al enkele avonden niet is thuisgekomen. ‘Ze ademt diep in. Het zout dringt door tot in haar longen. Ze schraapt haar keel en slikt haar speeksel weg.’
In het eerste hoofdstuk, Doodtij (alle hoofdstukken hebben prachtige titels), maken we kennis met Gezientje, een vrouw die van het vasteland, de overkant, naar het eiland probeert te komen.
De zintuiglijke en poëtische taal van Bremmer geeft de lezer al snel het gevoel hoe graag Geeske haar man wil zien thuiskomen. Door de aankomst van Gezientje op het eiland ontstaat er een vermoeden dat deze twee vrouwen iets met elkaar te maken hebben.
Bremmer laat de lezer al ruikend, voelend, tastend, maar vooral op een zinderende wijze ervaren wie Geeske is. Hoe zij reikhalzend uitkijkt naar de thuiskomst van haar man, maar ook hoe zij hunkert naar een tweede kind. Dat maakt deze roman tot een indrukwekkend debuut.
Dit boek, maar ook de hoofdpersoon Geeske, verdient dan ook een totaal andere en veel mooiere omslag; iedere lezer kan zich daar iets bij voorstellen.
Geeskes hunkering krijgt vorm in beschrijvingen van de dagelijkse bezigheden van een vissersvrouw, maar ook in sierlijke beelden van de zee, de schelpen (nonnetjes), de dieren en de andere bewoners van het eiland. Geeskes kleinkind Geesje heeft daarin een hoofdrol.
Geeske, Gezientje en Geesje; dat die hoofdletter G een belangrijke rol speelt is evident, maar tijdens het lezen geven deze namen verwarring omdat ze zoveel op elkaar lijken.
Bremmer dwingt je tot verstild lezen; als lezer word je ondergedompeld in het leven van deze wachtende vissersvrouw. Op iedere pagina voel je haar verdriet en het eenzame wachten op haar vissersman. Toch duurt dit wachten te lang. Pas na 90 pagina’s wordt er een tipje van de sluier opgelicht als Johannes even aan het woord komt.
De tekst die in eerste instantie zoveel indruk maakt begint te kabbelen. Er zijn te weinig tempowisselingen, Bremmer begint erg vaak een zin met ‘ze’ en bezigt veel indirect taalgebruik.
‘Ze voelde het bootje onder zich wiebelen en ze wilde bijna weer gaan zitten, maar ze liet voorzichtig een hand los om haar rokken weer bijeen te rapen en liet een voet in het water glijden en daarna de andere.’
De nonnetjes beginnen te irriteren en als lezer verwacht je een einde waarin de werkelijke reden van de relatie tussen Gezientje en Johannes tot een uitbarsting komt.
Maar ondanks het tekort aan variërende zinnen en het uitblijven van een echt plot is dit een debuut dat naar meer smaakt en zeker interesse opwekt naar Bremmers volgende boek.
Citaten:
‘Ze is in het wachten geboren; gelijk vanuit de moederschoot de wereld in.’
‘Ze krijgen altijd een zoon, denkt ze, de vrouwen in de Bijbel die smeken om een kind. Ze krijgen altijd een zoon.’
‘Bij het opkomen hebben de golven gouden randjes, bij het omrollen ontploft het witte schuim in kleine belletjes, die door het weerkaatste licht op gevallen sterren lijken.’
Uitgever: | Querido |
Pagina’s: | 251 |
Prijs: | 18.95 |
ISBN: | 978 90 21441887 |
Jaar: | 2012 |
Website auteur: | http://www.rebekkabremmer.nl/ |