Vorige week was Leonard Ornstein te gast bij Pauw en Witteman. Ornstein werkt aan een biografie van Pim Fortuyn. Onlangs kwam een eerste deel uit met de titel ‘De jonge Fortuyn’, waarin de jeugd van Fortuyn centraal staat. Ornstein had een doos meegenomen met allerlei persoonlijke spullen uit Fortuyns jeugd. Ornstein had er speciale handschoenen voor aangetrokken. Opeens dacht ik: ‘zouden er gebruikte condooms van Fortuyn in die doos zitten?’
Onlangs was in Nieuwe Revu een verhaal te lezen was over Fortuyn’s seksleven. Fortuyn kwam veel in leerbars en daar komen mannen niet om te klaverjassen. Een leerbarbezoeker wilde graag kwijt dat Pim hem weleens had gepijpt. De vraag die onwillekeurig opkomt is: hoe moeten we ons Fortuyn herinneren en hoe willen we hem herinneren? Een biografie kan belangrijk zijn om te begrijpen hoe de basis werd gelegd voor het politieke succes van Fortuyn decennia later. In die zin zijn de verhalen van Ornstein over de studentenopstanden in de jaren zestig relevant en zijn flirt met de CPN ook.
Met een erectie in de twijfelaar
Maar veel informatie in Ornstein’s boek is helemaal niet relevant voor Fortuyns politieke loopbaan. Dit is niet alleen saai, het is soms ook gênant en onnodig. Waarom vertelt Ornstein dat Pim in een twijfelaar tegen zijn broer aanlag en dan erecties had? Waarom refereert Ornstein aan bedplassen? En waarom citeert hij een scène uit een boek van Fortuyn over ‘de machtige pik van Jules’ op de middelbare school? Fortuyn koos zelf voor totale openheid, maar is dit hoe we ons Fortuyn zouden moeten herinneren?
Demente ouderen verliezen vaak hun decorum. Zij plassen in bed, slaan wartaal uit, herkennen familieleden niet en zien er onverzorgd uit. Dit is op zichzelf al erg, maar vooral ook omdat iedereen zich realiseert dat het henzelf ook kan overkomen. Mensen willen voorkomen dat anderen je in al die kwetsbaarheid zien en willen niet herinnerd worden als bedplasser, hoe normaal dat onder die omstandigheden ook mag zijn. Fortuyn ejaculeerde tijdens zijn leven ongetwijfeld vele malen. Dat is vrij normaal, maar is dit de herinnering aan Fortuyn die we levend moeten houden?
Leve de commercie
Over de doden niets dan goeds, luidt de uitdrukking. Fortuyn kan zich niet meer verdedigen. Het debat met Melkert na de gemeenteraadsverkiezingen van 2002 doet recht aan wie Fortuyn voor de publieke zaak was. En zo zijn er meer momenten. Maar Fortuyns wederzijdse masturbatie met Jules komt in dat rijtje niet voor, want daar waren we allemaal niet bij en zijn orgasme aldaar speelt voor zijn politieke loopbaan geen enkele rol. Dat geldt natuurlijk ook voor de verhaaltjes in Nieuwe Revu.
Nu is Nieuwe Revu natuurlijk zelf op sterven na dood en daarom bespreekt het blad Fortuyns seksleven in een ultieme poging de verkopen nog wat op te krikken. Maar van Ornstein mag je als serieuze journalist toch meer verwachten. Als journalist had hij gemakkelijk kunnen concluderen dat de jeugd van Fortuyn niet interessant genoeg was voor een apart boek. Maar datzelfde boek was wel een commerciële kans, en dus sleept Ornstein er alles bij de haren bij om toch een verhaal te hebben.
Iedereen die zegt dat ik val over slechts twee van de 171 pagina’s van Ornstein’s boek, kan goed tellen, maar moet zich ook eens afvragen of ze dit in hun eigen biografie zouden willen teruglezen.
Chris Aalberts is docent en onderzoeker politieke communicatie.