Popmuziek is dood, morsdood en alweer dood. Ik lees deze boodschap terwijl ik vier dagen rondhuppel op Roadburn in Tilburg. Zo’n drieduizend bezoekers uit de gehele wereld komen hier vier dagen tezamen om hun liefde voor laag, traag, slepend en zwaar te delen. Op de bühne aansprekende oude namen en opkomende nieuwe bands. En vraag mij af: ‘Klinkt dit dood?’
Een oneigenlijke discussie, want zolang iets een pols heeft en geluid maakt, dan kan het niet dood zijn. Wellicht dat het allemaal al eens eerder is gedaan en dat de oude bands iets of wat gedateerd kunnen klinken. Maar ik voel het toch? Sleep raakt mij toch tot diep in mijn buik? Yob maakt van mij toch weer een kleine blije jongen die vol enthousiasme zijn hoofd mee knikt met de tergend harde riff? Of zijn we met zijn allen necrofielen? Ramptoeristen aan de bedrand van een stervend kind?
Op de fiets naar huis luister ik voor de zoveelste keer naar het debuut van Young Magic en wederom popt die vraag op in mijn hoofd; ‘Klinkt dit dood?’ Dromerige popnummers, collages van opnames over de hele wereld samengeplakt tot pakkende melodieën. Ik wil de plaat keer op keer horen, een gevoel dat ik niet bij lijken heb. Weinig doods aan. Maar hoeveel mensen zullen dit horen? Het aanbod is te groot voor Young Magic om op te vallen. Net als dat Roadburn geen Woodstock is, hoewel elke bezoeker het in sfeer daar mee zal vergelijken, is Young Magic geen The Beatles, Nirvana of The Rolling Stones. Die impact zal het nooit hebben, die rol zal het wellicht nooit meer spelen.
Dus die vraag blijft door mijn hoofd spoken. Is popmuziek dood? Tot dat ik maandag King King van The Red Devils opzet, de tweede LP die mijn zoon van 6 zelf heeft uitgekozen bij een van onze vele bezoeken in de lokale platenzaak. Mondharmonica knalt uit de boxen, een verdomde oud en bekend geluid. Rauw, grof en bezwerend. Zo bezwerend dat die zelfde zoon in enkele seconden van een rustig, stil etend mannetje in een door demonen bezeten rockster verandert. Heupwiegend, hoofdschuddend en verleidelijk draaiend zweeft hij door de woonkamer. En dan is het besef daar: goede popmuziek heeft nooit geleefd. Het is des duivels en grijpt je bij de ziel. Brandend, warm en begeesterend nemen demonen je over. En demonen zijn dood, dus popmuziek ook. En. Ik. Ben. Bezeten.