‘Hoeveel pandapunten heb jij eigenlijk?’ Een vriend met een vaste scharrel, die er bij tijd en wijle ook nog een neukertje naast heeft, stelde de vraag. Ik moest hem het antwoord schuldig blijven. Pandapunten? Blijkbaar was mijn seksleven toen al tot een dermate dieptepunt gedaald dat ik het jargon niet eens meer kende. En toen had ik er nog maar twee. Pandapunten, bedoel ik, die staan voor het aantal weken dat je zonder seks zit. Tegenwoordig bereken ik mijn pandapunten liever in maanden. In weken ben ik de tel al kwijt. Een stuk of negen, tien? Twee klinkt toch beter.
Jarenlang heb ik consistent en zelfs jaloersmakend veel plezier in de slaapkamer gehad. Na de ontmaagding en wat loos gekloot naderhand, kreeg ik rond mijn achttiende een vriendje, J, met wie een seksleven enige vorm begon aan te nemen. We waren jong, vonden elkaar lief en klungelden soms wat. Aan het eind van de relatie deden we het redelijk. Van fouten kun je leren.
Arthur Japin
Toen kwam HJ, en zegevierde het beminnen. Een goede drie jaar gingen we samen door weer en wind, met een frequent bedbezoek als stabiele factor.
Nu is daar W, en dat ben ik. Momenteel is mijn bedpartner Truman Capote, maar ik verwacht dat hij binnen luttele momenten wordt ingewisseld voor een andere man. Arthur Japin misschien. Inderdaad, ik beleef sinds een week of negen, tien, enkel nog intellectueel orgastische momenten. Gezien mijn roestigheid in de kunst van het versieren lijkt de nabije toekomst ook weinig hoopgevend. Maakt niet uit hoor, ik leef gewoon per week. Dan heb ik tien pandapunten, of elf.