“Als u mij wilt excuseren. Ik oefen voor Koninginnedag en ga Jan met de Pet een hand geven.” “Natuurlijk, was je wel je handen? Je weet nooit wat je oploopt!” Een grapje dat mijn broers en ik graag maakten in de donkere dagen van april. Moeder kon er niet om lachen. Niet dat zij wél uitkeek naar De Dertigste, maar voor haar was dat de sublimering van haar plicht. Zoals een straatveger het braaksel van de klinkers spoelt; het is geen pretje, maar de dankbaarheid van de mensen is groot. Moeder is een dienende vorst, plichtsgetrouw en gedisciplineerd. Men verwart dat wel met kil en zakelijk, maar het komt voort uit oprechte liefde voor haar land en volk.
Mijn broers en ik waren geen grote vrienden. Wat wil je ook, als de één al van jongs af aan wordt klaargestoomd voor de ultieme uitzonderingspositie. Rond De Dertigste was dat anders. Koninginnedag zorgt voor verbondenheid, zegt men. Ik kan dat beamen. De verbondenheid met mijn broers was nooit zo groot als op die dagen. Alsof mijn moeder – het arme mens – nog niet genoeg aan haar hoofd had, legden wij de meest bizarre kledingcreaties aan haar voor. “Zo kan je toch niet gaan, jongen”, zei ze zachtjes. Mijn broer sprong dan vilein voor me in de bres: “Als ik eindelijk het koningshuis mag moderniseren, zorg ik in ieder geval dat we er niet meer bijlopen alsof we net het Verdrag van Chaumont hebben getekend.” Als altijd moest papa dan de vrede stichten.
Papa
Papa. Sinds zijn verscheiden is alles anders. Moeder mist hem het meest. Ze is eenzaam geworden. Banger ook. Bang voor een wereld die de hare niet is. En bang voor het werkloze leven dat voor haar ligt. Hoe geniet je van rust, als er niemand is om de leegte mee te vullen?
Mijn broers en ik zijn er volwassen door geworden. En vrienden. Tot elkaar veroordeeld, omdat je weet dat vriendschap met een burger vroeg of laat voor problemen zorgt. En zonder papa, die altijd voor ons klaar stond, moeten we elkaar helpen.
Het Gruwelijk Gezellige Monster
Daarom voel ik mij schuldig. Ik heb hen in de steek gelaten. Zij hebben zich zonder mij overgeleverd aan Het Gruwelijk Gezellige Monster, zoals Alex het noemt. Het duizendkoppige monster dat je aangaapt, vastklampt, verslindt en de energie tot aan de laatste druppel uit je lichaam zuigt. Het volk dat wérkelijk gelooft dat je geniet van een middag koekhappen.
Maar ik kon het niet meer. De wetenschap dat duizenden ter ere van je moeder roerloos in een goot hun uitwerpselen de vrije loop laten. Nog erger zijn de mensen die niet dronken zijn. Dat stupide zwaaien, die ogen vol opgewonden trots en afgunst, die hopeloze creatieve armoede. Ik heb vaak visioenen gehad dat ik er met een auto op volle vaart op inreed. Tot die man in 2009 deed waarvan ik al jaren fantaseerde. Toen zag ik wat het zwarte gevaarte bij mijn moeder teweeg bracht. Bij mijn broers.
De witte stilte
Ik denk dat ik het toen besloten heb. Ik verkoos het donderende geweld van de witte stilte boven Het Monster. Noem het laf, maar ik geniet van de rust. En ik heb te doen met mijn broers. Ik bedoel: wie is meer te beklagen, hij die gevangen zit in zijn eigen lichaam, of hij die gevangen zit in de klauwen van een volk dat niets liever doet dan hem een wc-pot te laten werpen? Ik vraag het u.
Jeroen Weghs is te volgen op Twitter