Afgelopen week heeft een agentschap van de VN, de International Telecommunications Union (ITU), een tweede versie van een voorstel aangeleverd inzake internet governance alsmede cyber security. Want, zo stelt de ITU, “heads of state entrusted ITU to take lead in coordinating international efforts in the field of cyber security”. Hoewel velen nog nooit van de ITU zullen hebben gehoord, is de invloed van het agentschap groot. De laatste amendementen op het gebied van regulering zijn gemaakt in 1988 toen 114 landen in Australië met de grootste liberalisering ooit instemden: die van het internet. Mede dankzij deze amendementen werd het internet publiekelijk toegankelijk. Anno 2012 is het tijd om deze regulering aan te passen aan de veranderende omstandigheden en het ITU zal eind dit jaar de definitieve amendementen presenteren in Dubai. Met name twee punten springen in het oog. Allereerst het voorstel om cyber security en dataprivacy onder te brengen binnen de intergouvernementele VN-structuren. Ook ziet de ITU graag meer zeggenschap over de non-profit organisatie Internet Corporation for Assigned Names and Numbers. Deze onafhankelijke organisatie coördineert de .com en de .org –adressen en deelt met twee andere agentschappen momenteel de zeggenschap over internet governance.
Het is liberaal onwenselijk wanneer een (nota bene bij het publiek onbekend) agentschap van een internationale organisatie, in dit geval de ITU, een dergelijke hoeveelheid macht naar zich toetrekt. Helemaal wanneer dit gebeurt achter gesloten deuren: de tweede versie van het voorstel is nergens terug te vinden en documenten met extra informatie op de website zijn versleuteld. Ten tweede is gezond wantrouwen op zijn plaats wanneer men ziet wie de voortrekkers zijn van een internationaal ‘gedemocratiseerd’ internet.
Triviale zaken zoals privacy
De wens om meer grip te krijgen op internet governance laat zien dat, ook bij de VN, de architectuur van het internet een lastige aangelegenheid blijft. Het idee dat internet gebaat zou zijn bij top-down controlemechanismen verraadt de simplistische kijk op het internet. Alleen al de snelheid van het internet maakt het praktisch gezien onmogelijk te veronderstellen dat controlemechanismen net zo goed zullen werken als in de fysieke analoge wereld. Het controleren van oneindige hoeveelheden aan datastromen die razendsnel lopen vraagt logischerwijze om zeer sterke controle wil het überhaupt effect hebben. Wanneer men bedenkt dat de landen die hier iets voor voelen, met name de landen zijn die niet zo veel op hebben met liberale principes, zoals de vrijheid van meningsuiting, wordt het even interessant als riskant. Poetin pleitte vorige zomer onder meer bij de ITU voor een ‘democratisering’ van het internet. Het internet zou een platform moeten zijn waar burgers voorstellen kunnen doen en meer in contact kunnen staan met de overheid om zodoende de democratie 2.0. een kans te geven. Dat bij deze Russische versie van het internet alle burgers uit de anonimiteit zouden moeten treden en zich niet moesten vastbijten in ‘triviale’ zaken zoals privacy, wekt geen verbazing. Ook China zag hier wel brood in.
Om de (terechte) zorgen weg te nemen dat Rusland en China via de VN ‘hun’ versie van het internet zouden gebruiken als exportproduct, werd er (door India) een voorstel gedaan om internetregulering via de internationale weg te coördineren door een VN-commissie in het leven te roepen. Dit voorstel kreeg bijval: momenteel bestaan er geen mechanismen en wellicht zou op deze wijze het internet juist ook beschermd kunnen worden tegen censuur door grote bedrijven en overheden. Hoe mooi dit ook klinkt op papier, het kan de internetgebruikers maar beter bespaard blijven. Niet alleen druist een top-down principe in tegen de open architectuur van het internet, maar is het idee dat enkelen zullen gaan beslissen over het internetlot van miljarden niet bepaald prettig te noemen. De veronderstelling dat een VN-commissie de internetneutraliteit wel even zal waarborgen is tomeloos naïef. Het is ondenkbaar dat een VN-commissie neutraal zal kunnen oordelen: zelfs in Nederland verschillen christendemocraten en liberalen van mening wanneer het gaat om de vrijheid van meningsuiting en de grenzen hieraan. Laat staan op internationaal niveau waar dictaturen nog wel eens verschillende definities van het begrip willen hanteren. Daarnaast is een dergelijke concentratie van macht bij één enkele VN-commissie – buiten het bereik van de nationale overheden – ongewenst. Want toegegeven, Rusland en China zullen er minder grip op hebben maar de meer vrijheidslievende landen verliezen eveneens hun invloed tegen inperking van die vrijheid.
Internetten op consensus
In tegenstelling tot de VN-Veiligheidsraad geschiedt besluitvorming in de ITU op basis van consensus. Het ITU spreekt zelf van het ‘no losers, only winners’- principe, maar dit komt vrij vertaald neer op het ‘ermee kunnen leven’-principe. Bij het ITU is consensus immers iets anders dan unanimiteit en tevens bepaalt de ITU-voorzitter of er al dan niet consensus is bereikt. Dit zou dus betekenen dat het reguleren van internet er één wordt op basis van internationale consensus en staten binnen deze kaders hun weg dienen te vinden. Momenteel bestaan deze kaders helemaal niet, dus is het geen verrassing dat landen zoals Rusland, India en China hier graag verandering in zien. Voor deze landen is elke vorm van extra grip op het internet gewenst. Voor landen zoals Nederland is elke centimeter die toegegeven wordt, er een te veel.
Het top down-principe waarvoor wordt gepleit, voorzien van gecentraliseerde internationale controlemechanismen voor het internet is bizar. Daarnaast heeft waarschijnlijk elke internetgebruiker uit de vrije wereld liever een internet gebaseerd op principes van diens eigen natiestaat dan internet gebaseerd op de consensus van 193 lidstaten.
Dieuwertje Kuijpers is wetenschappelijk medewerker van de prof. mr. B.M. Teldersstichting, het wetenschappelijk bureau gelieerd aan de VVD en ten behoeve van het liberalisme.