In de eerste weken van Poetin’s derde ambtstermijn als Russische president is de toon gezet. Niet alleen is wegens onenigheid over het raketschild de NAVO-top in Chicago afgezegd, maar tevens gaat het eerste staatsbezoek naar China. Daaropvolgend is door Poetin aanschuiven bij de G8 overbodig verklaard. Resultaat: lichte paniek in de diplomatieke wandelgangen. Deze consternatie omtrent de Russische attitude is terugkerend en hierdoor tegelijkertijd pijnlijk. Het laat namelijk zien dat na decennia van strategische partnerschappen met Rusland het maar niet lukt om tot een constructieve relatie te komen.
G8 niet interessant
De G8 gaat met name over het voorkomen van een eventuele Griekse exit uit de euro en over mensenrechten. Beide onderwerpen zijn momenteel voor Poetin niet bijster interessant. De economische groei in Rusland daalde licht door exportdaling in energie en grondstoffen, maar het land hoeft zich niet echt zorgen te maken over de economische groei. Het grootste risico in het klappen van de euro zit, voor Rusland, in een mogelijke daling van de olieprijzen. Voor alle zekerheid bestaan er daarom goede bilaterale relaties met Duitsland (inclusief de verlenging van een aantal gascontracten) en de EU-boycot op Iraanse olie doet een extra duit in het Russische zakje. Daarnaast valt er pas echt zaken te doen tijdens de G20 waar, onder meer wegens het aanschuiven van landen zoals Saoedi-Arabië, mensenrechten niet op de agenda staan. De Russen laten zich hier niet graag op aanspreken door landen (zoals Nederland) die, althans in hun ogen, boter op het hoofd hebben. Niet alleen wordt zwart Russisch (olie en gas-) geld witgewassen in West-Europa, tegelijkertijd is in Afghanistan en Bosnië aangetoond dat mensenrechten een fluïde begrip is. Landen die dus beginnen over mensenrechten zijn in Russische ogen hypocriet en daarom wordt er alleen aangeschoven aan tafels waar wél zaken kunnen worden gedaan.
Ondertussen reppen de media relatief weinig over het afzeggen van de G8 en NAVO-top door de Russische president. Wanneer een dag later een fabrieksarbeider die demonstranten ‘wel even een lesje zou gaan leren’ als ode aan de president rijkelijk wordt beloond, of zodra bekend wordt dat zijn regering zal bestaan uit Poetin-getrouwe politici, is er wel de nodige internationale aandacht. Weinig mensen zijn immers geïnteresseerd in de motivatie achter Russisch politiek handelen. Dubieuze Berlusconi-achtige besluiten doen het immers beter in de Europese media. Dit is tekenend voor de houding ten aanzien van Rusland: het wordt enkel gezien als een malafide, megalomaan en mensenrechtenschendend relikwie doordrenkt van niet serieus te nemen Koude Oorlog-paranoia. Hoeveel waarheid daarin ook schuilt, het is in de internationale betrekkingen onverstandig een grote speler niet serieus te nemen. Zelf is Europa na decennia introspectisch bouwen aan de eigen instituties en verdragen, momenteel verwikkeld in een blame-game over diezelfde instituties en verdragen. Geopolitiek is voor de EU-lidstaten niet belangrijk en het aftekenen van nieuwe verhoudingen schuift hierdoor op de achtergrond. Op deze wijze naar binnen kijken en zo nu en dan vol dedain een blik naar Moskou werpen getuigt van een naïeve arrogantie die (West-) Europa zich niet langer kan veroorloven.
Ondertussen in China
De Russen delen sinds kort met China de visie dat een NAVO-raketschild niet langer tegen Iran of Noord-Korea is gericht, maar eerder tegen China. Dit is overduidelijk een kwestie van stroop op de monden van Chinese leiders smeren, desalniettemin vinden beide landen elkaar in het idee dat Amerikaanse – militaire − bemoeienis zoveel mogelijk beperkt dient te worden. Obama’s strategie om met name de US NAVY te binden aan een “Asia-Pacific commitment” en de daarop volgende diplomatieke conflicten over de eilanden (zoals de Filippijnen en Taiwan) werd in april jl. beantwoord met het houden van grootschalige Russisch-Chinese marine trainingen bij de Filippijnen. Van Obama’s goede rapprochement-intenties, overigens op verzoek van omringende buurlanden, richting Rusland is dan ook bar weinig over gebleven anno 2012. Integendeel, ondanks het buitenlands beleid ten aanzien van Rusland en China is de enige rapprochement die tussen Rusland en China geweest. De landen hebben gezamenlijke verklaringen uitgebracht waarin het belang van een multipolaire wereld wordt benadrukt. Uiteraard voorzien van de toevoeging dat de tijden waarin een hegemoon (lees: de Verenigde Staten) het laatste woord heeft voorbij zijn. Moskou en Beijing vinden elkaar met name in het beleid van non-interventie (staatssoevereiniteit) en territoriale integriteit. Of beter gezegd: wat zij zelf onder territoriale integriteit verstaan. Zo ondervinden zij beide immers problemen met separatisten, maar kampen met de nodige annexatiedrift zoals blijkt uit de bezettingen in bijvoorbeeld Georgië en Tibet. Zowel Rusland als China beschouwt deze gebieden echter als ‘eigen terrein’ en zit niet te wachten op buitenlandse bemoeienis op dit ‘eigen’ terrein. De nationale belangen verschillen teveel voor een onvoorwaardelijke alliantie: zo maakt China zich meer zorgen om Taiwan en islamisten in de noordelijke en westelijke provincies. De Russische agenda is meer gericht op het behouden en uitbreiden van invloed in Europa alsmede het in balans houden van de relatie met Washington. Zowel China als Rusland zijn hierdoor op het internationale toneel de meest stabiele factoren: zo zullen zij veelal handelen uit strikt eigen belang en zullen internationale (bilaterale) relaties op basis hiervan worden aangegaan. Het gaat er om wat andere landen voor hen kunnen betekenen, in plaats van andersom.
Dit zou onderhandelen met beide landen alleen maar makkelijker moeten maken gelet op de hoge mate van voorspelbaarheid. In de praktijk is dit met name lastig doordat het Westen er een attitude op nahoudt gebaseerd op verhoudingen uit de vorige eeuw: hierin verschilt het niet veel van Rusland al is er één wezenlijk verschil. De economische groei van zowel China als Rusland heeft gezorgd voor twee (relatief nieuwe) zelfbewuste politieke actoren op het internationale toneel. Waar de Koude Oorlog gebaseerd was op een nauw verschil in de balance of powers, lijkt deze balans richting het Oosten te verschuiven. Het is immers vooral Rusland en China die het “speak softly but carry a big stick”-principe geloofwaardig weten toe te passen. Zeker voor Europa wordt het tijd voor een nieuwe gepaste geopolitieke houding. En als het even kan – als de wil kan worden opgebracht – met een grote stok in de hand.
Dieuwertje Kuijpers is wetenschappelijk medewerker van de prof. mr. B.M. Teldersstichting, het wetenschappelijk bureau gelieerd aan de VVD en ten behoeve van het liberalisme.