De eerste zijn, en toch vrijwel vergeten. De Villar Perosa (VP). Het eerste massaal geproduceerde machinepistool ter wereld. Nu zou je verwachten dat zo’n eerste ontwerp bescheiden is. De Villar Perosa was dit echter allerminst. Het werd gelijk een tweeling met een cyclische vuursnelheid waar Gatlings nu elektromotoren voor nodig hebben.
De Italiaanse wapenontwerper Bethel Abiel Revelli tekende het wapen al voor WOI en patenteerde zijn ontwerp in april 1914. De Officine Villar Perosa (OVP) nam het patent over en startte in 1915 de productie als M1915. Een licht machinegeweer voor vliegtuigen. Het wapen oogt weliswaar als een machinegeweer, maar is er geen. De ineffectieve pistoolkaliber munitie dat het gebruikte maakte dit spoedig duidelijk. Deze Glisenti 9 x 19 mm patronen, een afgezwakte versie van Georg Lugers 9 x 19 mm Parabellum, konden het doek&draad dat toen vloog nauwelijks beschadigen, ondanks de fragiliteit hiervan. Op de grond deed de VP het iets beter, maar echt bruikbaar werden ze pas nadat ze in tweeën waren gedeeld, en een trekker in plaats van een drukker kregen. Zo bleven ze ook in 1918 de eerste.
(foto’s: world.guns.ru)
Erg stabiele wapenplatforms waren doek&draad contrapties in 1915 niet. Als je het kleinkaliber bovendien uit magazijnen met slechts 25 patronen verschoot, waar ze dankzij de lichtgewicht afsluiter in het vertraagde terugslagmechanisme met 25 stuks per seconde uit verdwenen, had je één seconde om raak te schieten (cyclische vuursnelheid: 3000 schoten per minuut voor het complete wapen). Mocht dit al gebeuren, was er vanwege de schamele 320 m/sec waarmee de treffers de loop verlieten weinig energie over om voor Italië het luchtoverwicht te winnen. Niet dat deze term in 1915 al bestond.
Model 1915 op driepoot (foto: forgottenweapons.com)
In 1915 werd de VP eveneens op de grond bij de Italiaanse infanterie in gebruik genomen. Hoewel het leeggewicht van 6,5 kilo ze zeker draagbaarder maakten dan de bestaande, vaak watergekoelde machinegeweren, was de bediening met achterhandgrepen en drukknop-trekkers nogal onhandig als je het wapen gedragen moest vuren. Ook de aanvankelijk gebruikte sleeachtige grondaffuit hield niet over. Later kwam er een driepoot. In een houten behuizing met kolf werd de kleine Italiaan nog bruikbaarder.
Het echte eurekamoment kwam helaas voor de Italianen pas laat in de oorlog. De Villar Perosa bestond uit twee samengevoegde, maar afzonderlijk complete wapens. Door het te delen en de individuele wapens een karabijnbehuizing te geven, voorzien van een conventioneel trekkermechanisme, werden het twéé machinepistolen. Met een iets munitiegebruiksvriendelijkere vuursnelheid van 900 spm werden de aldus verkregen OVP M1918s handzame karabijn-machinepistolen van 3,6 kilo leeg. Beretta ontwikkelde in 1918 eveneens een karabijn-machinepistool uit de VP dat dezelfde M1918 aanduiding kreeg. Deze was nog iets eenvoudiger, zonder afzonderlijke trekker voor semi-automatisch vuur, en woog 3,3 kilo inclusief een opklapbare bajonet (ook een nieuwtje). Ter vergelijking, een lege Uzi weegt 3,5 kilo.
Villar Perosa M1918 (foto: world.guns.ru)
Beide M1918s kwamen aan het eind van de Eerste Wereldoorlog in gebruik. Net vóór de Duitsers hun Bergmann M.P.18 -ontworpen door Hugo Schmeisser- aan het front introduceerden. De M.P.18 verschoot iets krachtigere 9 mm Parabellum munitie (Vo 380 m/sec) uit kleine magazijnen van twintig patronen. De eerste versie aan het front kreeg echter onhandige snail-magazijnen met 32 patronen. Zo bleven de Italianen de Duitsers voor ondanks dat ze zich op het strijdtoneel wel eens in achterwaartse richting moesten begeven.
Meer Villar Perosa bij world.guns.ru (titelfoto) en forgottenweapons.com