Dit voorjaar gebeurde het schijnbaar onmogelijke: honderden jongeren werden plotseling politiek actief. De beweging G500 beweert het politieke landschap op te gaan schudden en voor jongerenbelangen op te komen. Opeens wisten honderden jongeren hun weg naar G500 te vinden, waar ze voorheen nooit hun weg naar traditionele politieke jongerenorganisaties hadden gevonden. Hoe kunnen we dit verklaren?
Ouderwetse structuren
Politieke jongerenorganisaties hebben zich altijd gemodelleerd naar hun moederpartijen: qua structuur en organisatie lijken deze sterk op elkaar: ze hebben afdelingen met een bestuur en ze vergaderen, debatteren en houden congressen. Er is een interne hiërarchie waarbij jongeren kunnen opklimmen naar landelijk niveau. Ze hopen invloed uit te oefenen op de moederpartij, via gesprekken met volksvertegenwoordigers, niet-traditionele acties, opinieartikelen en mediaoptredens.
De strategie van politieke jongerenorganisaties is al lange tijd hetzelfde: invloed uitoefenen op de eigen partij en op de publieke opinie. Niemand weet hoe groot die invloed is, maar waarschijnlijk is de invloed op de moederpartij groter dan die op de publieke opinie. Want media-aandacht krijgen deze organisaties vrijwel nooit. Hun politieke programma is niet veel beter of slechter dan dat van de moederpartij, simpelweg omdat de jongerenorganisatie er heel vaak over heeft gesproken, interne discussies heeft gevoerd en erop heeft gereflecteerd. De leden weten goed welke voorstellen politiek haalbaar zijn en welke niet.
Enthousiasme
G500 is in alles het omgekeerde van deze jongerenorganisaties. Er is geen sterke organisatie, maar een netwerk. Er is geen zicht op hoe lang dit netwerk zal bestaan. Er is redelijk spontaan een tienpuntenplan geschreven waarbij de kwaliteit van de voorstellen soms twijfelachtig is: vermogensafhankelijke zorg in de laatste vijf levensjaren bijvoorbeeld. Sommige voorstellen zijn
onuitvoerbaar of ondoordacht. Toch voelt een specifieke groep jongeren zich door G500 aangesproken.
Waar doet ons dit aan denken? Aan de PVV: ook Wilders heeft geen goede organisatie opgebouwd en de PVV kan eerder gezien worden als een netwerk van losse individuen dan als een geoliede machine. De partij komt ook met allerlei ideeën die lang niet altijd doordacht zijn, niet altijd haalbaar en ver afstaan van wat andere politici vinden. Belangrijk is niet dat wat de PVV roept klopt, maar dat politieke standpunten die bij traditionele partijen onbesproken blijven op de agenda komen. De enige manier om dat voor mekaar te krijgen is veel mediageweld.
Moderne politiek
De tragiek van traditionele partijen is dat ze niet met de tijdsgeest meegaan, net als hun jongerenorganisaties. Het gaat voor veel burgers niet meer om de lange termijn met verstandige, uitgekiende politieke voorstellen die omgezet worden in beleid, maar om expressieve politiek die kortstondig uiting geeft aan directe zorgen en wensen. Waar de PVV inspeelt op de wensen van laag opgeleiden op het gebied van globalisering, doet G500 dat voor hoog opgeleide jongeren op het gebied van financiën.
Zowel PVV als G500 zetten zich af tegen de gevestigde orde, al zeggen de jongeren van G500 het wat deftiger dan Wilders en zijn hun argumenten anders. Maar de kern is hetzelfde: de politiek staat te ver van de burger af en verwoordt de zorgen van vandaag niet. Laag opgeleiden zoeken dit geluid bij de PVV, hoog opgeleide jongeren bij G500.
Chris Aalberts is docent en onderzoeker politieke communicatie. Hij promoveerde op politieke betrokkenheid van jongeren. Hij werkt aan een boek over de achterban van de PVV.