Gezien de snode Haagse plannen voor blikmensen wordt het de hoogste tijd dat automobilisten een betere patroonheilige krijgen. In zuidelijke landen kom je Sint-Christoffel aan boord tegen, maar deze vent klust teveel bij om de mobielmens voldoende aandacht te geven. Hij beschermt bijvoorbeeld ook fruithandelaren, hoedenmakers en tuinmannen. Daarnaast moet hij tegen de pest, watersnood, kiespijn en andere zaken optreden. Of waken over Roermond. Dus heeft de Homo petromobilis een geschikter persoon nodig. Een alleen voor hen. Toevallig zit er in de hemel zo’n vent. Een brulprins. Als er iemand royaal petrogedeformeerd was, was onze Bernhard het wel. Gedurende zijn leven stookte hij minstens drie supertankers leeg. Niet zelden in Ferrari’s, die hij als sokken versleet. Althans, als deze Ferrari’s hun eerste beurt haalden. Bernhard maakte regelmatig een zig als een zag beter was. En belandde zo frequent in het hospitaal. Toch overleefde hij alles en werd er 93 mee. Een echte survivor. Zeer geschikt dus om ons aller Blikbikkel te worden.
Zijn eerste wapenfeit vond al in 1937 plaats. In dat jaar zette hij een Ford-Lincoln roadster met geblazen 124 pk V8 achterin een zandwagen, terwijl Juul klaar lag om Trix te werpen. Kijk, dan ben je van octanen über alles kaliber. Kort daarna ging Duitsland op tournee. Als Bernhard tijdens dit gebeuren niet stiekem meevloog in bommenwerpers, kon je hem tegenkomen in zijn Beechcraft 17S ‘Staggerwing‘. Een vreemde tweedekker met ‘foute’ vleugels. Voor rap grondspul kreeg de Prins geen benzine. Snelle vierwielers moesten een paar jaar wachten. Wel dacht hij vooruit. Nog voor de oorlog afliep probeerde Bernhard een paar fraaie BMW’s te ritselen uit oorlogsbuit, maar die kreeg hij niet.
Pas in ’53 kon de Prins weer serieus brullen op de weg. In het jaar van de watersnoodramp (waar was Christoffel?) kreeg Bernhard zijn eerste Ferrari. Een 212 Inter Coupé. Met een 2562 cc V12 voorin waar 170 pk bij 6500 tpm uit kwam. Geen auto voor amateurs daar de vijfversnellingsbak ervan ongesynchroniseerd was. Onze prins verstond echter de edele kunst van het dubbel clutchen. Zijn eerste werkte verslavend en Bernhard werd vaste klant van Enzo, uit wiens fabriek in 1957 zijn tweede volgde. Een 250GT. Met een slokje grotere (2953 cc) V12 dan standaard. Daar had hij over gebeld. Soms vond Bernhard af-fabriek namelijk niet af, en belde hij Enzo even. Als man van de wereld kon de Prins poorten openen die voor anderen gesloten bleven. En niet alleen parelende poortjes. Zo kreeg Bernhard het in 1964 eveneens voor elkaar om van zijn Ferrari 330 GT/500 ‘Superfast’ een one-off te laten maken zonder stuurbekrachtiging en andere vermogenzuigende zaken. Kijk, dan houd je écht van benzine.
Ferrari 212 Inter Coupé – met koetswerk van Pininfarina
(foto: Prins Bernhard archief)
En niet alleen benzine. Tegen ’64 kon je boven ons land het hemelse gehuil van J-79 turbojets uit Lockheed F-104G Starfighters horen. Daar kwam naar het schijnt ook een belletje van de Prins aan te pas. Hoop gelul over geweest, maar hé, mij hoor je niet klagen. Ik zou mijn zussen nog achter een Wallenraam hebben gezet om dit gehuil boven Nederland te krijgen. Zelf vloog de Prins na de oorlog in een Dakota over Nederland. Later ingeruild voor een Fokker F-27 Friendship. Als Juul niet keek, stapte hij daarnaast graag in een 104, een Hawker Hunter of andere spannende kerobrander. Op de grond ging Bernhard door met het dubbelvouwen van Ferrari’s.
Als Soesterberg om de hoek ligt, vlieg je natuurlijk ook af en toe effe F4
(foto: vliegbasis Soesterberg)
Voor officieel vervoer vertrouwde men in Soestdijk echter op Ford. Zo versleten ze drie Ford-Lincoln Continental Mk V limo’s. Echt Amerikaans blik. Een hectare staal en chroom, met een planetair verbruik door de 6,6 liter V8 voorin. Soestdijkse versies leverden alleen 166 in plaats van 200 af-fabriek pk’s. Wellicht Juul d’r manier om Bernhard subtiel terug te ‘knijpen’ voor diversen. Als Bernhard zin had, stapte hij in de AA(-00-)13s. Zijn vaste kenteken voor brulspul. Een knipoog naar vrouwe Fortuna. Vermoedelijk bleef het niet bij knipogen.
In 1994 kwam een einde aan de Prins’ vliegcarrière. Met een passende looping beëindigde hij 53 jaar achter de stuurknuppel. Op de grond ging hij wel door. Op zijn negenentachtigste kocht Bernhard zijn tiende en laatste Ferrari. Een 456 GT. Met een 5,5 liter V12 van 435 pk bij 6800 tpm. Om de oude meervoudig geheelde botten af en toe nog te laten jeuken. Is dat een Blikbikkel of niet?
Of Bernhard, Ferrari’s en glazen huisjes een slimme combinatie is, valt te betwijfelen