Ondanks het gebruik van vooral Engels (Amerikaans) jargon, kom je nog regelmatig archaïsch Frans tegen. Zo hebben sommigen het nog over ‘mitrailleur’, of bedoelt men HE (High Explosive) met ‘brisant’. Toch is kennis van het Frans af en toe handig. Zeker als we het over de periode hebben waarin we aanzienlijke hoeveelheden Frans materiaal gebruikten. Tussen 1961 en 1983 ratelde de Landmacht deels rond op rupsbanden uit de Atelier de construction d’Issy les-Moulineaux. Een bek vol lastig elegant uitspreekbaars, dus houden we het op AMX.
De aangeschafte AMX familie bestond uit een lichte tank, de AMX 13 (131 stuks), een pantserrupsinfanterie voertuig, de AMX-PRI (345), en een gemechaniseerde houwitser voor de veldartillerie, de AMX-PRA (82). Samen met afgeleide commando-, genie- en andere versies (288) ging het om 846 voertuigen. Een aardige Franse exportorder. Fijn voor hen, maar wat vonden onze militairen van de familie AMX? Om in stijl te blijven, zeg maar gerust merde.
AMX-13 van de 13e Batterij Veld Artillerie (antitank) wordt in 1972 op z’n tracks geduwd (foto: 41afdva.net)
Ondanks een negatieve Duitse evaluatie schafte Nederland de AMX telgen toch aan in 1960. Deels vanwege haast om de parate gevechtseenheden mobieler en beter gepantserd te maken en deels uit overwegingen van standaardisatie. Ze waren ook goedkoper. Later in de zestiger jaren werden de duurdere Amerikaanse concurrenten toch aangeschaft (M113 pantservoertuigfamilie, M109 155 mm gemechaniseerde houwitser), wat weinig standaardiseerde.
De invoering van de DAF YP 408 (vanaf 1964), een pantserwielvoertuig voor de infanterie, deed de standaardisatie evenmin goed. Bovendien betekende invoering van zowel wiel- als rupsvoertuigen voor hetzelfde type tank-infanterie formaties, dat volledig gemechaniseerde (op rupsbanden) eenheden in terrein mobieler waren dan tank-infanterie eenheden waarvan de zandhazen in een YP zaten. Wat ze hierin wel ruimer en minder door elkaar gerammeld deden dan in de AMX-PRI. Daar pasten dertien Fransozen in, terwijl polderlanders er uiteindelijk met z’n tienen nog krap in zaten. Het zitten achterin gebeurde rug-aan-rug wat de gelegenheid bood om door de kijk-schietgaten in de zijkant de vijand in het snotje te houden. Een prettig gesprek voeren was rug-aan-rug wel een stuk minder. Gelukkig kon je regelmatig buiten bijpraten als dit Franse spul stuk ging.
AMX-PRI ‘dienstkiekje’ uit 1972 en een toen nog Delfts legermuseum exemplaar (foto’s: wiki, uploads van ArmTheInsane en AlfvanBeem)
Naast overvloedige onderhoudsproblemen binnen de familie, kon het pantser van de AMX-13 toren ook (haar)scheuren gaan vertonen. Volgens rapporten betrof het slechte fabricage en had het weinig te maken met de inbouw van een (te) zwaar kanon. Meestal deed de AMX-13 het met een 75 mm of 90 mm kanon, in een uniek Creusot-Loire torenontwerp waarvan het bovenste deel scharnierend (voor elevatie) op het onderste deel rust. Nederland deed het groter, en huisde er een Frans 105mm/L44 kanon in. Het kanon heeft een automatische laadinrichting met twee revolvermagazijnen voor elk zes granaten. De auto-lader geeft een hoge vuursnelheid en maakte een lader overbodig zodat een AMX 13 slechts twee bemanningsleden heeft in de wat krappe toren. Volgens verhalen mochten bemanningen niet langer zijn dan 1.70 meter.
Wellicht wenste je nog kleiner te zijn als je onder vuur uit de tank moest om na twaalf schoten het magazijn achterop de toren te herladen. Een handicap dat de inzet effectief beperkte tot vooral hit&run tactieken. Iets wat goed aansloot bij het Nederlandse gebruik in verkenningseenheden en als tank killers in antitank batterijen bij de artillerie. Ook werden ze korte tijd samen met verbouwde AMX-PRIs (tot AMX-PRAT -Pantser Rups Anti Tank, met TOW raketten) in antitank compagnieën bij de infanterie ingedeeld.
AMX-PRA van 42 Afdva Alpha Batterij in Munster Süd, 1974 (foto: 41afdva)
AMX-13 tijdens Seedorf reünie 2006 (foto: 41afdva)
Het langst gingen de AMX-PRAs bij de afdelingen veldartillerie stuk. De L30 (dertig kalibers lang) 105 mm schietbuizen van onze PRAs droegen verder (15 km) dan de standaard L23 buizen, maar de bijbehorende HE granaten van ± 17 kilo (met vaste kardoeshulzen) waren nietig vergeleken bij de ± 42 kilo wegende 155 mm projectielen uit de eveneens ingevoerde M109 houwitsers. Het 155 mm geschut reikte daarnaast iets verder (18,5 km). De verlangde standaardisatie binnen de Koninklijke Landmacht werd met de invoering van de YPR-765, die zowel de AMX-PRI als de YP 408 verving, pas in de tachtiger jaren redelijk afgerond. De tanks bleven nog wel van elkaar verschillen, hoewel de twee overgebleven modellen na de uitfasering van de Centurion allebei luisterden naar de naam Leopard. Echt luisteren doen ze nu alleen nog bij de genie.
Meer over de AMX familie in Nederland: AMX voertuigen in de Koninklijke Landmacht, 1961-1983 – door Piet F. van den Heuvel en Alfred Staarman. Meer Nederlandse artillerie en haar geschiedenis op de uitgebreide sites: 41afdva.net en 19afdva.nl.
(Titelfoto: AMX-PRA. Foto van 41afdva)