Afgelopen donderdag promoveerde in Utrecht Roderick Venekamp, op het onderwerp: het bestrijden van verkoudheid. Dat kan niet. Er bestaat niks tegen verkoudheid. Dat weet elk kind. Hooguit kun je een pijnstillertje nemen tegen de suffe kop, en een neusspray (lees: zout water) tegen de verstopte neus. Symptoombestrijding, dus. Maar Venekamp ontdekte dat huisartsen daar anders over denken. De afgelopen jaren (2000 tot 2009) schreef zestig procent van hen bij verkoudheidsklachten antibiotica voor. Nutteloos, en gezien het ontstaan van resistentie voor antibiotica ook onverstandig. Huisartsen zijn niet helemaal dom, en zijn in die jaren ook steeds vaker prednisonspray gaan voorschrijven tegen verkoudheid. De verkoop daarvan is in die tijd verdubbeld. Maar ook prednison is nutteloos. Ze leren het nooit.
De eerste schuldige hier is de snotterige patiënt. Die heeft geen respect meer voor de huisarts, en eist dat de dokter iets doet. De patiënt wil een medicijn. De tweede schuldige is de huisarts, die te schijterig is om te zeggen: ik heb niks, ga maar naar huis. De derde schuldige zijn de fabrikanten, die dit soort praktijken stilzwijgend accepteren, zo niet stimuleren.
Dezelfde misstand was deze week nóg een keer nieuws. Er is een nieuwe Standaard Depressie van het Nederlands Huisartsengenootschap verschenen. Dat is een advies aan huisartsen hoe te handelen bij depressie. Die Standaard maakt dit keer voor het eerst onderscheid tussen échte depressie en ‘depressieve klachten’. Echte depressie is slopend; depressieve klachten zijn, zeg maar, vervelend. De Standaard stelt voor om voortaan alleen de eerste groep nog antidepressiva te geven. De tweede groep moet het voortaan doen met lifestyle adviezen, en eventueel psychotherapie.
Big Pharma
Niks nieuws onder de zon. Het is al heel lang bekend dat antidepressiva bij depressieve klachten niet beter scoren dan placebo’s. Mogelijk zijn ze wél effectief bij zware depressies, maar steeds meer deskundigen beginnen ook dáár ernstig aan te twijfelen. Ook voor huisartsen is dat uiteraard geen nieuws, maar die mondige patiënt wil een pil, en de industrie en de psychiatrie hebben hem jarenlang verteld: gééf die pil nou maar! Vanaf de lancering van Prozac, begin jaren tachtig, hebben die twee partijen in koor geroepen dat er een revolutie in de psychiatrie plaatsvond, en hebben ze alles op alles gezet om zoveel mogelijk gevallen van ‘depressie’ op te sporen en met pillen aan te pakken. Ze hadden een winkel te runnen – dus geen gelul, aub! Het gevolg was een explosieve stijging van het aantal mensen dat de diagnose ‘depressieve klachten’ opgedrongen kreeg. Inmiddels zijn er (over een jaar gemeten) ruim een miljoen mensen met ‘depressieve klachten’. Die melden zich bij de huisarts en krijgen in het overgrote deel van de gevallen pillen voorgeschreven. Nutteloze pillen. Ze willen pillen, en de huisarts heeft geen tijd voor (en zin in) discussie, en gééft ze pillen. ‘Eens kijken of het werkt’. Maar het enige dat ze ervan merken, zijn de bijwerkingen. Waaronder allerlei fysieke klachten en, zeer waarschijnlijk, agressie. Zeven van de 8,5 miljoen recepten (per jaar) wordt geschreven door de huisarts. Ook hier heeft de huisarts zich ontwikkeld tot dé grote vriend van Big Pharma.
Komt daar nu een eind aan? In het ideale geval kijkt de huisarts eerst of er sprake is van (meestal tijdelijke) depressieve klachten of van een echte, zware depressie. Dat is niet zo moeilijk, daar heb je prima vragenlijsten voor. De patiënten met depressieve klachten krijgen een paar adviezen (‘Ga bewegen! Ga iets nuttigs doen! Get a life!’), plus de mededeling dat als de klachten er over drie weken nog zijn, ze in aanmerking komen voor psychotherapie. Dat laatste klinkt velen dermate angstaanjagend in de oren dat de arts er zeker van kan zijn dat hij die persoon niet terugziet. De échte gevallen moet de huisarts direct doorverwijzen naar een psychiater. Die zal waarschijnlijk pillen voorschrijven. Of dat werkt, is nogmaals steeds meer de vraag. Een depressie kent zijn ups en downs, en je hebt vele verschillende pillen die de patiënt achter elkaar te slikken krijgt. Als de klachten spontaan verminderen, denkt de psychiater ‘logisch’ dat de laatst gegeven pil ‘gelukkig werkt’. Maar goed, als de huisarts geen antidepressiva voorschrijft, dondert de verkoop ineen. En als over een paar jaar blijkt dat ze ook bij ernstige depressies meer kwaad dan goed doen, kan de hele toko dicht. Dan is voor de industrie het feestje voorbij.