Gisteren was ik te gast op de zogenaamde PuMadag. Een dag die door vijf vrije theaterproducenten in Nederland georganiseerd wordt voor publiciteit- en marketingmedewerkers van de grote theaters in ons land. Doel is de medewerkers te informeren over de voorstellingen van het komende theaterseizoen en ze te stimuleren zich maximaal in te zetten voor het publiek in eigen huis. Dus even ter vergelijking: stel je bent jarig en je wilt een feest geven in een restaurant, dan geef je in dit geval dus eerst zelf een feestje om de restauranthouder te motiveren een goede gastheer te zijn.
Hoort u mij huilen?
Ikzelf was er om een interview te geven over De Kersentuin van Anton Tsjechov. Dit toneelstuk wordt geproduceerd door vrije producent Hummelinck Stuurman en vrije producenten werken altijd zonder subsidie, dat moge duidelijk zijn.
Het is moedig om in tijden van financiële crisis Tsjechov ten tonele te brengen. Hij schrijft stukken met veel personages en heeft de naam ‘moeilijk’ en ‘zwaar’ te zijn, onterecht overigens. Zijn thema is weliswaar ‘op vitale momenten faalt de mens’, maar dit brengt hij als wild gelach onder de grootste ellende. Dit terzijde.
Hollanders
Feit is dat het zelfs met aansprekende namen steeds moeilijker wordt toneel te maken voor volle zalen als de titel van de voorstelling niet duizend bellen doet rinkelen: ‘Oh dat is toch dat beroemde boek over de oorlog?’ of ‘dat is toch die film met Sophia Loren?’
Mensen willen garantie voor hun geld en willen weten wat ze voorgeschoteld krijgen. Onbekend maakt onbemind. Men gaat niet meer naar het theater om verrast te worden, na te denken of te genieten van taal die raakt. Het mag niet te moeilijk zijn en er moet bij voorkeur gelachen worden.
Hoort u mij huilen?
Ook aanwezig op deze dag was Thijs Prein. Een jonge acteur, net afgestudeerd aan de toneelschool van Amsterdam, die samen met jaargenoten een gezelschap vormt dat zich De Hollanders noemt en zij spelen komend seizoen hun voorstelling met hulp van Humstu.’ Zij willen zich profileren als het gezelschap van Le Petit Prince en Jan Klaassen: benoemen zonder oordelen met de kwinkslag van de nar. Middels een brief hebben ze voor hun eindexamen op de toneelschool schrijver Arnon Grunberg gevraagd een stuk voor hen te schrijven en dit resulteerde in de succesvolle voorstelling De Hollanders. Plan is door te gaan op deze weg en voor een volgend project is Arthur Japin gevraagd.
Een jong voortvarend en brutaal clubje, sympathiek en vol plannen. Maar geld en subsidie voor dit soort beginnende gezelschappen is er niet meer. In het interview met Thijs Prein werd geopperd dat het misschien een idee was om een groot merk als bijvoorbeeld Heineken te vragen om een reclameprogramma vóór de voorstelling te laten verzorgen in ruil voor sponsoring.
Hoort u mij huilen?
Mbo-theater
Vanmorgen werd ik wakker met het bericht dat in Den Bosch de Koningstheateracademie de eerste gespecialiseerde hbo-cabaretacademie wordt in Nederland. Per jaar mogen er maximaal twaalf studenten aangenomen worden. Dat zijn dus in vijf jaar tijd 50 mensen die de titel bachelor in cabaret mogen dragen. En waar en voor wie moeten al deze ambitieuze mensen hun cabaretkunsten gaan vertonen? We hebben in Nederland een kleinkunstacademie, we hebben musicalopleidingen, toneel- en performance opleidingen, regie-opleidingen en dan heb ik het nog niet eens over het mbo-theater. Alle werkplaatsen voor afgestudeerde theatermensen zijn weg. Wat is het idee, wat is de visie, wat is het belang?
Hoort u mij huilen?
Vanmiddag als klap op de vuurpijl hoorde ik van een schrijver die zijn eerste boek gaat publiceren dat hij ‘gebonden is aan een aantal woorden’; niet omdat het zijn boek ten goede zou komen, maar omdat bij verzending een dik boek niet door de brievenbus past en dus duurder wordt in verzendkosten.
Hup Holland, Hup!
Hoort u mij huilen?
CC-Foto: Deen van der Meer/Hummelinck Stuurman Theaterbureau.