De precieze feiten omtrent de problemen bij Vestia zijn nog niet openbaar gemaakt en dus is het moeilijk om een finale analyse te maken van de oorzaken van de problematiek. Toch zijn er al veel partijen die zonder de feiten te kennen al met de beschuldigende vinger naar de banken wijzen. De banken zouden daarom vrijwillig de vorderingen op Vestia moeten gaan kwijtschelden. Een premature en vooral eenzijdige conclusie. Ook al kennen we de gehele ontstaansgeschiedenis van de derivatenportefeuille van Vestia niet, weten we wel de financiële positie van Vestia in 2010, het laatste jaar waarover een jaarverslag beschikbaar is. Ik geef u de afgeronde cijfers.
Vestia had in dat jaar een onroerendgoedportefeuille van 4,5 miljard, een effectenportefeuille van 1 miljard en een half miljard liquide middelen. Op dat balanstotaal van 6 miljard was het eigen vermogen op dat moment 750 miljoen en de totale schuld 5,3 miljard. Het bedrijfsresultaat voor rentelasten was 200 miljoen en de rentelasten 150 miljoen. De gemiddelde rente die betaald werd op de leningen was 2,8%.
600 miljoen negatief
Deze cijfers maken duidelijk dat Vestia al in 2010 grote risico’s liep. Als de rente iets zou stijgen zou Vestia niet meer aan haar verplichtingen kunnen voldoen. Het afdekken van het risico op rentestijging middels derivaten is daarom een beleidskeuze die zeker te verdedigen valt. Immers, niet afdekken zou een faillissement op de wat langere termijn waarschijnlijk maken. Eind 2010 is de derivatenpositie volgens het jaarverslag nominaal 9,8 miljard en de marktwaarde 600 miljoen negatief.
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en het Centraal Fonds Volkshuisvesting geven eind 2010 een positief solvabiliteits- en continuiteitsoordeel af over Vestia. Dit terwijl uit haar eigen rapportage blijkt dat de rentedekkingsgraad en schuldverdienratio van Vestia sterk negatief afwijken van het landelijke gemiddelde.
Ministerie van Binnenlandse Zaken
De primaire verantwoordelijkheid voor de continuïteit van Vestia ligt in eerste aanleg bij het management van Vestia zelf. Het gaat om een groot bedrijf met professionele adviseurs. Secundair verantwoordelijk zijn de toezichthouders CFV en WSW en de beoordelaar, het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Het zijn immers deze partijen die wettelijk garant staan voor de financiële verplichtingen van Vestia. Het zijn deze partijen die primair de verantwoordelijkheid hebben om de belangen van de huurders te dienen. Als de partijen die wettelijk garant staan voor Vestia een positief oordeel over Vestia vellen, is het op zijn minst eenzijdig om de schuld bij de banken neer te leggen.
De banken hebben wellicht verwijtbare fouten gemaakt in dit dossier maar dat kunnen we pas beoordelen als alle feiten duidelijk zijn. Tot die tijd lijkt het verstandig om je allereerst af te vragen: “wie is er eigenlijk verantwoordelijk voor de financiële stabiliteit van het maatschappelijk vermogen van de woningcorporaties?”
Robin Fransman is adjunct-directeur van Holland Financial Centre.