In De Tour de France Stinkt las u dat de Ronde van Frankrijk door en door verrot is. En dat u geacht wordt dat lekker te vinden. Zoals u weet, heeft rottigheid meestal te maken met knaken. En inderdaad, zowel renners als reclamejongens proberen munt te slaan uit de Tour. Dat rechtvaardigt de vraag: What’s the colour of Money?
Wit is geen kleur
In 1919 kwam tourdirecteur Henri Desgranges met een nieuwtje: de klassementsleider was voortaan herkenbaar aan een geel tricot. Handig voor het publiek en bovendien werd de sportkrant l’Auto, waarvoor de Tour als promotievehikel diende, gedrukt op geel papier. Eind jaren ’30 kwam er ook een geldprijs voor de winnaar van het bergklassement. Daarbij hoorde lange tijd geen speciale trui, tot chocoladegigant Poulain in 1975 bedacht dat het aardig zou zijn om de beste klimmer te laten rondrijden in een rood-wit bollenshirt met de bedrijfsnaam erop.
De marketingafdeling van grasmaaierfabrikant La Belle Jardinière was eerder wakker en sponsorde al vanaf 1953 de trui voor de beste sprinter – groen, natuurlijk. Een wit hemmetje markeert de beste renner onder de 25 jaar, maar met deze trui is het een beetje als met de huidige sponsor Skoda. Je houdt er pieken aan over, maar vertel je het als eerste op een feestje? Deze poedelprix wordt door geen enkele wielervorser serieus genomen. Dus ook niet door u.
Oranje in de Tour
Waar geld verdeeld wordt, zijn Nederlanders nooit ver weg. Theofiel Middelkamp was op 14 juli 1936 de eerste kaaskop die de kassa liet rinkelen met een etappezege. En wat deed hij, als echte Hollander? Klagen dat de beloning te mager was! ‘D’n Fiel’ zou in 1938 nog eens winnen, maar had er toen tabak van: “Van roem kan ik geen boodschappen doen.” In de jaren ’50 deed ‘ijzeren’ Wim van Est dat een stuk beter. Toen hij na een verschrikkelijke duik in het ravijn langs de Col de l’Aubisque ongedeerd naar boven kroop, had hij de slogan voor zijn horlogesponsor al klaar: ‘Zeventig meter viel ik diep, m’n hart stond stil maar m’n Pontiac liep!’. Goed, in werkelijkheid werd de slagzin bedacht door juffrouw Reens, secretaresse bij de uurwerkfabrikant, maar vast staat dat Van Est er goed aan verdiende.
Volgens veel Vlaamse wielerjournalisten speelden financiën eveneens een rol bij de eerste Oranje tourzege. Op de laatste dag van de Ronde van 1968 reed Jan Janssen met een verschroeiende tijdrit de Belg Herman van Springel uit het geel. Een onwaarschijnlijke gebeurtenis, want de Belg was een erkend hardrijder. Maar ook een kleurloze figuur, die de status van La Grande Boucle, en dus haar advertentiewaarde, geen goed zou doen. Daarom had de Tourorganisatie de Nederlandse oud-wereldkampioen achter een motor uit de wind gehouden, was de beschuldiging. Soit – de door zwart-witcamera’s vastgelegde woorden “Karin, papa heeft de Tour gewonnen!” brachten evengoed vele Hollandse huiskamers aan het snotteren.
Inmiddels waren de verdiensten in het peloton flink opgeschroefd. Nog niet op het niveau van vandaag (bij de gele trui hoort een premie van €450,000, het ‘groen’ en de ‘bollen’ zijn goed voor €25,000, ritwinst is €8,000), maar het loonde absoluut om je bed uit te komen. Misschien dat de Raleigh-formatie van Peter Post daarom in de jaren ’70 uitgroeide tot de meedogenloze gesel van het peloton.
De heren Kneet en Raas wonnen waar ze wilden (ieder 10 etappes) en in 1980 volgde de ultieme bekroning: de gele trui van Joop Zoetemelk. Jean Paul van Poppel pakte in 1987 het groen en in totaal negen ritten. Qua dagsucces deden ook Jelle Nijdam (6), ‘Jerommeke’ Blijlevens (4) en Erik Dekker (4) een duit in het zakje. Na de onvergetelijke solo van Michael Boogerd naar La Plagne (2002), droogden de vaderlandse verdiensten echter op. De laatste winst was voor Pieter Weening die in 2005 Andreas Klöden versloeg in een strijkijzersprint.
De Billentrui
Zonder te zegevieren maakte één kaascoureur echter de klapper van de Tour van 2011. Geschept door een TV-wagen werd Johnny Hoogerland met 50 km/u in het prikkeldraad gelanceerd. De bebloede billen van de menselijke kanonskogel waren Breaking News: wereldwijd keek u ademloos toe hoe hij opkrabbelde, de etappe uitreed en als één grote pleister de trui voor de leider in het klimklassement kreeg omgehangen. Johnny schreide zilte tranen, maar moet op zijn hotelkamer een kreupel vreugdedansje hebben gemaakt.
Die bergtrui ging hij niet naar Parijs brengen, dat voelde hij wel, maar hij had een veel groter succes aan zijn gerafelde reet hangen. Zijn kont was zo heet als die van J-Lo en dat betekende voor Johnny uit Zeeland hetzelfde als voor Jenny from the Block: cash! Johnny toucheerde €8,000 voor iedere kermiskoers waar hij na de Tour verscheen, bezorgde zijn sponsor Vacansoleil bakken met publiciteit en prees vrolijk jenever en dropshots aan in het krantje van de buurtsuper. Dit jaar heeft Johnny gezegd dat hij serieus voor de Bollentrui gaat. Het is hem van harte gegund, maar het wordt nooit meer beter dan de Billentrui.
Maarten van Gijn is het bewijs dat er in de kunstwereld heus wel echte mannen rondlopen. Professioneel gepreoccupeerd met de schilderijen en antiquiteiten die bij veilinghuis Christie’s onder de hamer komen, verruilt hij buiten kantooruren zijn zachte bureaustoel graag voor een hard zadel. Op de racefiets deed hij ooit slechts een kwartier langer over de Stelvio dan schaatsbelg Bart Veldkamp, op de mountainbike blinkt hij uit in vluchtelementen en het nemen van orale bodemmonsters. Favoriet wielerlied: ‘Zo’n lekkere strakke blonde meid op ’n racefiets’ van Gerard Cox.