Wimbledon ’92: Een rebelse Amerikaan op het heilige gras

24-06-2012 13:00

In de loop der jaren heb ik tientallen nutteloze sportfeitjes opgeslagen. Wetenswaardigheden die van pas kunnen komen als een sportversie van Triviant op tafel verschijnt. Zo kan ik binnen een nanoseconde de setstanden van de Wimbledonfinale van 1992 opsommen: 6-7, 6-4, 6-4, 1-6 en 6-4. Winnaar: André Agassi.

Record aan acees
Tegenstander Goran Ivanisevic sloeg in dat duel liefst 36 aces. Omgerekend is dat anderhalve set gratis punten. Tijdens dat hele toernooi mepte de lange en grillige Kroaat maar liefst 207 aces. Nog nooit eerder gepresteerd in dat historische theater. Een ander weetje in de categorie ‘goh, wat moet je ermee’ is dat beide finalisten evenveel games wisten te winnen, namelijk 25.

Waarom staat dit allemaal in mijn geheugen gegrift? Dat heeft alles te maken met de Amerikaan. Agassi verfoeide het gras. Hij haatte het echt. Jarenlang meed hij Wimbledon als de pest. Het toernooi paste niet bij zijn image. Alsof een rock ’n roller een klassiek concert kwam verpesten. Een kwak paarse hoogglans verf op een sereen stilleven. Amerikaans rebellie tegenover Engelse stijfheid. Nee, die tennistempel kon hij maar beter mijden. Dan maar liever burgers eten in een Mc Donalds ergens in Nevada.

Naast die rare witte kledingvoorschriften had hij er speltechnisch eveneens niets te zoeken. Wimbledon was het domein van spelers met een loeiharde opslag, die serve-and-volley speelden. Het was de huiskamer van mensen als Stefan Edberg, Boris Becker en Michael Stich. Wat moest hij daar als baseliner pur sang nou aanrichten?

Simpele kansberekening
Maar in 1991 besloot het uithangbord van Nike dan toch weer naar Londen af te reizen. Hij liet immers ook al de Australian Open schieten, vanwege de hitte en de afstand. En als je maar aan de helft van de Grand Slams meedoet, is de kans ook kleiner dat je er eens wint. Simpele kansberekening.

Toch was de talentvolle leerling van Nick Bolletieri al driemaal dichtbij winst, voor dat illustere toernooi in 1992. Tweemaal ging hij kopje onder in de finale op Roland Garros (1990: Andrés Goméz en 1991: Jim Courier) en eenmaal op de US Open (1990: Pete Sampras).
Nadat de tenniswereld een jaar eerder had gezien hoe Agassi compleet in het wit verscheen op het toernooi der tradities, maakte het een jaar later kennis met zijn kwaliteiten op de groene ondergrond. Na een stroef begin tegen de Rus Tsjesnokov bond hij met meer gemak de Belg Masso, zijn landgenoot Rostagno en de Duitser Saceanu aan de zegekar.

In de kwartfinale klopte hij ‘Boom Boom’ Boris Becker. In de vijf sets moest de Duitser aardig vaak duiken aan het net. De returns en passeerslagen vlogen langs hem. In de halve finale wachtte zijn Amerikaanse buddy (en drievoudig winnaar in Londen) John McEnroe. De 33-jarige Big Mac kwam er totaal niet aan te pas. In straight sets was het exit voor de lefty. Tot ongeloof van de toen 22-jarige tennisser was de eindstrijd bereikt.

Aardschok
Zondag 5 juli 1992 won de dubbelhandige backhand return het van de fabelachtige service. Dit wapen sleepte de als 12e geplaatste door het toenrooi. Kwamen de keiharde trainingen in zijn jeugd van zijn vader toch nog van pas. Met de zege bewees de in Las Vegas geboren Agassi dat je het toernooi der toernooien ook kunt winnen als je van achteruit opereert.

Toen was dat een complete stijl- en trendbreuk. Een aardschok in het tennis. Pas tien jaar later wist Lleyton Hewitt in zijn baseline-voetsporen te treden. Vandaag de dag speelt bijna niemand meer serve-and-volley op het heilige gras. Agassi doorbrak het patroon. Hij was niet alleen recalcitrant, maar was met z’n type spel goed en snel genoeg dit toernooi op z’n naam te schrijven. Een vooruitziende blik. Een pionier.