Sport

‘Je zal maar Diamantino heten!’

25-06-2012 21:00

Evert zette de bril er even bij op. Voor even was hij weer de commentator van weleer, voor even terug bij een wedstrijd op een eindtoernooi. De wedstrijd met een ‘sprankelende openingsfase’ en het schot van De Rossi: ‘Die spat uit de paal uiteen!’. Met de invalbeurt van Diamantino, en de strafschop van ‘Pirloooooooo! Een Pananka, maar dan nog beter!’. Ik dacht met weemoed terug aan de tijd dat Evert er nog elke week voor ons was.

Met Evert was iedere wedstrijd leuk. Of het nou ging om ‘des keizers baard’ of de Champions League: die dekselse Evert maakte er wat van. Met zijn lippen dicht tegen zijn eigen lipmicrofoon, waar naar eigen zeggen Churchill en Eisenhower nog mee communiceerden tijdens de Tweede Wereldoorlog, was hij op zijn best. Evert en zijn microfoon: een geoliede machine. Een fantastische tandem.

Evert heeft geen topwedstrijden nodig. Hij zou de wedstrijden uit poule A met verve hebben verslaan. Hij zou de het noodweer in Donetsk van de nodige extra jeu hebben voorzien. Maar dat mag niet meer. Evert is met pensioen en moet het doen met hier en daar een Eredivisiewedstrijdje voor Radio1.

Hij is de koningin het geven van foute namen. Fernando Torres heet Pedro Torres, Koreaan Kim is al gauw Koreaan Lee en Griek Papasthopoulos is ‘De verdediger met die heel moeilijke naam, Sokratis noemen we hem maar, da’s makkelijker..’.  Ik neem het Evert niet kwalijk. Ik vermaak me. Ook tijdens Zuid-Korea – Griekenland. Of, persoonlijk favoriet, Zwitserland – Turkije.

Evert is geen supporter maar leeft mee met Oranje. Wie herinnert zich niet het ‘goudhaantje’ Bergkamp met zijn ‘priemende kopstoot’, het Volksparkstadion zal altijd van Oranje blijven. Of de uithaal van Sneijder én Evert tegen de Fransen in 2008. ‘C’est passé voor de Fransen’, gooide hij er nog achteraan. Prachtig. Een tien met een griffel.

Ik vind het jammer. EK’s zijn geen EK’s meer zonder die stem. Hoe graag de heren Snoeks, Roelfs, Grueter of Vermeulen ook willen: Evert vervang je niet. Ik mis zijn enthousiasme, Zijn oneindige kennis van alles op en om het veld. Zijn zelfbedachte spreekwoorden. Zijn verkeerd geroepen namen. Tsjongejongejonge, zeg.

Geen keepers metselen hun muurtje, geen pannen worden van het dak gespeeld. Geen mokerslagen, kanonskogels, granaatinslagen en Tomahawkraketten. Geen deklat, geen Houdini-act, geen ontknopingen die Hitchcock niet had kunnen verzinnen.

Tegenwoordig kijkt Evert de wedstrijden thuis, met een door zijn vrouw gemaakte kop soep. Maar gelukkig, gelukkig, was die dekselse, door de wol geverfde Drent voor eventjes terug op het oude nest, voor eventjes terug bij Studio Sportzomer. En hij was vanouds. ‘Je zal maar Diamantino heten!’