‘There are known knowns, known unknowns en unknown unknowns,’ dat zijn de bekende woorden van voormalig minister van defensie Donald Rumsfeld. Als het op game changers in een verkiezingsstrijd aankomt, vallen de meeste in categorie unknown unknowns. Maar in een campagne die zo nipt is als deze, is er een moment waarop we kunnen verwachten dat de race wordt opgeschud, een known unknown dus. Dat zijn de presidentiële debatten. Het belang van die debatten wordt nog steeds wel eens onderschat. Maar zoals de presidentsverkiezingen in 2004 laten zien, de winnaar van de debatten wint niet noodzakelijkerwijs het Witte Huis, het geeft hem wel een grote boost in de peilingen.
In dat jaar nam Democraat John Kerry het op tegen de zittende president George W. Bush. Kerry was een sterdebater in zijn studententijd aan Yale en wordt gezien als één van de beste debaters in de Senaat. (Hij is zo goed dat President Obama hem dit jaar heeft gevraagd om tijdens zijn oefendebatten de rol van Romney te spelen.) Dankzij de debatten wist hij de voorsprong van Bush bijna volledig weg te vagen en van de verkiezingen weer een echte nagelbijter te maken. Meestal worden de debatten gewonnen door degene die voor staat in de peilingen (mensen roepen degene met wie ze het eens zijn uit tot winnaar) maar niet deze keer.
Bush-Kerry debatten
Het eerste debat vond plaats op 30 september 2004. Op dat moment was het verschil tussen Bush en Kerry relatief groot, 5,4 procentpunten. Na afloop vond 53 procent van de Amerikaanse kiezers dat Kerry gewonnen had. Bush moest het doen met 37 procent die hem tot winnaar uitriep. Het was een overtuigende overwinning die Kerry in de dagen erna enorm deed stijgen in de peilingen. Zoals je kunt zien in de grafiek hieronder, maakte Kerry met zijn overtuigende overwinning in het eerste debat veel goed in de peilingen. Het verschil tussen hem Bush daalde tot maar 2 procentpunten.
Het tweede debat op 8 oktober 2004 werd wederom gewonnen door Kerry. Hiermee bracht hij de race tot een gelijkspel, met slechts 1 procentpunt verschil. Maar toen ging het mis.
Het derde presidentiële debat op 13 oktober 2004 kent geen duidelijke winnaar. Kerry stelde teleur maar Bush maakte geen gebruik van de geboden kansen. De peilingen zijn verdeeld over wie heeft gewonnen. Zonder een klinkende overwinning voor Kerry, nam de Bush-campagne weer het initiatief terug in de strijd. Nu Kerry niet het voordeel had van positieve recensies na het laatste debat, gingen de verkiezingen weer over of hij een flip-flopper was. Het gevolg: Bush stijgt in de peilingen terwijl Kerry daalt.
John Kerry is de enige presidentskandidaat die de debatten overtuigend won maar niet de verkiezingen. Veel analisten concludeerden na de verkiezingen dat als Kerry het laatste presidentiële debat had gewonnen, hij tot president gekozen zou zijn. Dat is niet onwaarschijnlijk omdat het uiteindelijke verschil tussen winnaar en verliezer slechts 2,4 procentpunten was. Dat het echter zo nipt was, was vooral dankzij de prestaties van Kerry tijdens de eerste twee debatten.
Debatten doen er toe
Debatten zijn een uitgelezen kans om de nog zwevende kiezer te overtuigen. Een debat is een directe confrontatie van de argumenten van beide partijen. In speeches en tv-spotjes kunnen de kandidaten volstaan met het presenteren van hun kant van het verhaal. Tijdens een debat is dat niet genoeg. Een debat vereist dat je reageert op het verhaal van je tegenstander. Drogredenen, holle retoriek en feitelijke onjuistheden kunnen dus direct worden weersproken. Daarmee worden de verschillen tussen de standpunten van de kandidaten haarfijn blootgelegd.
Niet alleen de argumentatie wordt op de proef gesteld, ook de kandidaten. Het is een kans voor een presidentskandidaat om te laten zien dat hij voldoende dossierkennis heeft en kan presteren onder enorme druk, namelijk als het gehele volk toekijkt (de debatten worden bekeken door zo’n vijftig miljoen Amerikanen). Dat wordt immers van een president verwacht. Je zou denken dat de uitdager hier in het nadeel is ten opzichte van de zittende president. Dat is niet per se het geval. De zittende president kan overkomen alsof hij moeilijk tegen kritiek kan, zoals Bush in 2004. Na jaren de baas te zijn geweest en niet weersproken te worden, kan het wennen zijn voor een president om met iemand in discussie te gaan als gelijke. Maar het volk eist van hem dat hij die nederigheid toont.
Debatten in 2012
De debatten van dit jaar zijn gepland op 3, 16 en 22 oktober. Er is een vicepresidentieel debat gepland op 11 oktober maar het belang daarvan is doorgaans kleiner. De komende maand wordt bekend welke journalisten de debatten gaan leiden. De organisator is de onafhankelijke en onpartijdige Commission on Presidential Debates. Deze stichting faciliteert de debatten. Het is echter aan de presidentskandidaten om de regels op te stellen. In 2004 lekten de afspraken (pdf) tussen Kerry en Bush uit. Het werd duidelijk dat niks aan het toeval werd overgelaten. In 32 pagina’s werd alles van het format, de spreektijden en zelfs de temperatuur van de zaal vastgelegd.
Waarom de temperatuur? In het eerste presidentiële debat in 1960 legde Richard Nixon het af bij tv-kijkers tegen John F. Kennedy onder meer vanwege het zweet op zijn voorhoofd. Kijkers interpreteerde dat zweet als een teken dat de ervaren politicus het moeilijk had. Kiezers die dat zweet niet zagen en via de radio het debat volgde, vonden dat hij wél het debat had gewonnen. Later bleek dat het zweet van Kennedy niet zichtbaar was door een dikke laag make-up.
Foto CC: Paul Chenoweth
Victor Vlam is redacteur van de WarRoom en trainde een Nederlandse lijsttrekker in de aanloop naar zijn verkiezingsdebatten.