In de trein pak ik toch nog even het notitieboekje en een pen. Het is eigenlijk vakantie: de campagne is afgelopen, en alle kwantitatieve doelen zijn wel zo’n beetje gehaald. Ik heb het grootste deel van Ostia in kaart gebracht, een groot fotoarchief aangelegd dat ik nog jaren kan gebruiken, en twee schriften vol met aantekeningen en observaties. Ik heb ontzettend veel geleerd, misschien wel meer dan vorig jaar, toen ik een vergelijkbare exercitie deed in Pompeii. Er is enige, zo niet de nodige, aanleiding tot tevredenheid.
Maar ijzer moet je wel smeden als het heet is. Ik moet proberen nu, nu alles nog vers is, na te denken over wat ik denk dat het allemaal betekent wat ik gezien heb. Wat zijn de hypoteses waar ik straks mee aan de slag kan? In de hitte in het veld heb je andere dingen te doen, maar als ik wacht met denken tot na de vakantie is de inspiratie waarschijnlijk deels weggezakt. Dus, terwijl we noordwaarts Rome uitrijden, begin ik te schrijven. In no-time heb ik vier kantjes op papier staan, puntsgewijs en in telegraafstijl. In de hotelkamer in Pisa werk ik het snel uit.
Woonstad, winkelstad
Ostia, als havenstad van Rome, was natuurlijk van begin af aan een stad waar handel en commercie een sleutelrol speelden, maar al ruim vóór het begin van onze jaartelling was het óók een stad waar gewoond werd, en waar mensen hun brood konden verdienen met het verkopen van dagelijkse levensbehoeften. Voorzover zichtbaar lijkt het erop dat al in de eerste eeuw voor Christus de straten waren omgeven door lange rijen winkels. Het loonde blijkbaar de moeite winkels te bouwen: je kon ze verhuren of uitbaten, en daarmee goed geld verdienen.
Het beeld is een beetje fragmentarisch, omdat slechts op een paar plaatsen in de stad resten uit deze vroege periode zijn opgegraven. Een voorbeeld zie je op de foto: de brede drempel op de voorgrond hoort bij een oude, later afgebroken winkel. Toch is het beeld uit die eerdere periode volledig genoeg om te kunnen laten zien dat er in de eerste eeuwen na Christus nog wel het nodige verandert. Er lijken drie ontwikkelingen zichtbaar. Ten eerste breidt de stad zich vanaf ongeveer 100 na Christus sterk uit, en daarmee wordt ook het winkelarsenaal veel groter. Daarnaast zie je dat met name in het centrum de ruimte intensiever wordt gebruikt: waar in het jaar nul twee winkels stonden, staan er in het jaar 150 soms drie (zie foto). Daarmee genereer je op hetzelfde oppervlak méér inkomsten. Ook krijg je winkels op plekken waar je ze eerder niet had, en waar je ze ook elders zelden aantreft: rondom de ingang van heiligdommen, en langs de binnenplaats van publieke badcomplexen. In Pompeii, bijvoorbeeld, zijn op dit soort plekken geen winkels te vinden. Als ik terug ben moet ik stevig de literatuur in om na te pluizen hoe uniek dit is. Tot slot zie je dat de projecten waarbij winkels worden gebouwd groter worden: blijkbaar was de marktsituatie zo gunstig en stabiel, dat je rustig in één keer vijftien (of soms vijftig) tabernae uit de grond kon stampen. Het was blijkbaar geen probleem om uitbaters te vinden.
Van boom naar bust
Niets is eeuwig, en één van de interessantste aspecten aan Ostia is dat we niet alleen de opkomst zien, maar deels ook de neergang kunnen volgen. Het is niet precies duidelijk wanneer het omslaat, omdat de veranderingen niet goed te dateren zijn. Na de tweede eeuw is het wel zo’n beetje gedaan met de grootschalige bouwprojecten, maar het is niet zo dat alles dan in één keer in elkaar stort: zeker in de derde eeuw, en wellicht deels in de vierde, wordt er nog naar hartelust gewinkeld in Ostia, en worden de bestaande faciliteiten onderhouden.
Het is makkelijker te reconstrueren hoe Ostia uiteindelijk veranderde dan het is om te begrijpen wanneer dat precies gebeurde. Wat je uiteindelijk ziet is dat de commerciële druk afneemt, en winkels omgebouwd worden tot woonhuizen, of simpelweg worden dichtgemetseld. Straten werden ook smaller: op een paar plaatsen kun je zien hoe in de latere oudheid nieuwe winkels werden gebouwd op de plek van oude winkels, maar dan een paar meter naar voren. Vooral langs de weg naar Rome, die dwars door de stad loopt, blijft het overigens nog lang levendig – daaromheen verwordt Ostia langzaam tot spookstad, hoewel je van de grote weg af moest gaan om dat echt goed te zien.
Er is meer, uiteraard, dan ik hier op kan schrijven, en er zijn allerlei vragen die om antwoord vragen of, soms, schreeuwen. Het kan best dat ik me op punten nog bedenk: dit zijn hypotheses die nog grondig getest moeten worden. Het mooie is dat ik de tijd krijg om dit te doen: tijdens de campagne kwam het bericht dat aan mijn project een VENI-subsidie was toegekend door het NWO. De komende jaren zal ik dan ook teruggaan naar Ostia, en naar Pompeii, om meer te weten te komen over de commerciële geschiedenis van deze steden, en van de commerciële geschiedenis van Romeins Italië als zodanig. Maar nu, nu is het vakantie.
Miko Flohr is zo gek om zich twee weken op te sluiten in Ostia, om daar bij een temperatuur van vijfendertig graden en geen zuchtje wind naar Romeins beton te turen teneinde iets te weten te komen over hoe Romeinen winkels bouwden.