Zie update onderaan dit artikel – De jeugdopleiding is misschien wel het meest geroemde aspect van het Nederlands voetbal. Hoe vaak werd er al niet de loftrompet gestoken over het feit dat wij als bescheiden voetbalnatie zoveel talent de wereld over wisten te sturen? Dat indachtig is het vrij verwonderlijk dat het Nederlands Olympisch Elftal sinds 1960 pas één keer meedeed aan een Olympisch eindtoernooi – in 2008 in Beijing.
Hoe kan het dat de Nederlandse voetbaljeugd – de Olympische ploeg bestaat uit spelers onder de 23, aangevuld met drie dispensatiespelers – het zo laat afweten? En, nog opvallender: hoe kan het dat relatieve voetbaldwergen als Zwitserland en Wit-Rusland wél aan de Spelen meedoen?
Lionel Messi vs. Ryan Babel
Even terugblikken: in 2008 in China waren we er eindelijk eens bij. Vijftien jonge honden, aangevuld met Kew Jaliens, Gerald Sibon en Roy Makaay, vertrokken aan de hand van Foppe de Haan op Olympische medaillemissie. Het werd een debacle. Oranje wist zich ternauwernood de poulefase door te slepen, maar was in de kwartfinale duidelijk de mindere van latere toernooiwinnaar Argentinië en verloor met 1-2. Doelpuntenmakers: Lionel Messi, Angel di Maria en Ryan Babel.
Na afloop liet bondscoach De Haan zich weinig vleiend uit over zijn pupillen, maar het zijn volgens mij bovenstaande doelpuntenmakers die het verhaal vertellen van de weinig succesvolle combinatie Nederlands voetbal en Olympische Spelen. Kijkend naar de selectie van 2008 valt op dat de doorstroming van de in Beijing aanwezige spelers naar het Nederlands Elftal nogal te wensen overlaat.
Urby Emanuelson had er misschien wel gewoon bij moeten zijn op het EK in Polen en Oekraïne; Erik Pieters hoort er gewoon bij (bij gebrek aan betere linksbacks) en Ryan Babel heeft er ooit wel bij gehoord, maar is sinds zijn vertrek naar 1899 Hoffenheim uit beeld geraakt.
Voor de rest valt op hoeveel spelers met een op het oog glansrijke toekomst stil zijn blijven staan in hun ontwikkeling. Royston Drenthe’s verhaal kennen we: hij speelt vaker niet dan wel voor Everton. Evander Sno kreeg hartproblemen, hij speelt inmiddels voor NEC. Otman Bakkal was niet genoeg voor PSV, via Feyenoord voetbalde hij zich dit seizoen naar Dynamo Moskou. Kees Luyckx was niet goed genoeg voor AZ en speelt nu bij NAC.
Wat goed is komt snel
Het zijn allemaal voorbeelden van spelers die het net niet zijn. Eigenlijk is geen één speler van de generatie 2008 een schoolvoorbeeld van de geroemde Nederlandse jeugdopleiding. En dan hebben we het dus over een generatie die zich juist wél plaatste voor de Olympische Spelen.
Dan de producten van die zo geroemde jeugdopleiding. Robin van Persie maakte op 4 juni 2005, een jaar nadat hij van Feyenoord naar Arsenal vertrok, op 21-jarige leeftijd zijn debuut in het grote Oranje. Arjen Robben was negentien toen hij voor het eerst werd opgeroepen, Rafael van der Vaart en Wesley Sneijder waren achttien.
Wat goed is komt snel, zo luidt in Nederland kennelijk het devies voor exceptioneel voetbaltalent. Een betrekkelijk dunne spoeling biedt ook nu weer ruimte aan spelers als Jetro Willems en Adam Maher om al op jonge leeftijd op het hoogste niveau hun land te vertegenwoordigen. Het Olympisch elftal is daarbij het kind van de rekening. Want eenmaal aan de landelijke top, wordt de stap terug nog maar zelden bewandeld.
Hoe anders is dat bij erkende voetbalgrootmachten als Argentinië en Brazilië die in 2008 aantraden met toppers als Mascherano, Messi, Di Maria, Aguëro, Ramires, Pato, Ronaldinho en Thiago Silva. Velen van hen debuteerden vóór 2008 ook al bij het hoogste elftal, maar voor de Olympische Spelen doen zij graag een stapje ‘terug’.
Keuze ten koste van de Olympische Spelen
Voor een klein voetballand als Nederland is het ondoenlijk om de beste spelers zo’n stapje terug te laten doen, zeker zolang de Olympische Spelen in de zelfde zomer vallen als het EK. Ook Spanje ondervindt momenteel aan den lijve dat twee toernooien achter elkaar wat moeilijk te combineren zijn.
Het is dan ook niet de jeugdopleiding die Nederland hoeft aan te wijzen voor het gebrek aan Olympisch succes. Een overvol voetbalprogramma en een nadrukkelijk kleinere talentenpool dan veel grote voetballanden dwingen de KNVB tot het maken van een keuze. Een keuze ten koste van de jeugdelftallen. Een keuze ten koste van de Olympische Spelen, maar bovenal een keuze die Brazilië en Argentinië niet hoeven te maken. Zij speelden in 2012 namelijk nog geen groot eindtoernooi.
UPDATE: In tegenstelling tot eerder beweerd is niet Argentinië, maar Uruguay dit jaar de tweede Zuid-Amerikaanse deelnemer naast Brazilië. Blijft staan dat EK-deelnemers in groot nadeel zijn op het Olympisch voetbaltoernooi.