Het vervelende aan de Olympische Spelen is Mart Smeets. En dan vergeef ik hem zijn uiterlijk. Het is voornamelijk zijn slijmerige professioneel sentimenteel-zijn tijdens het afnemen van interviews en de manier waarop hij beeldfragmenten aan elkaar oreert; met als toppunt de retorische vraag aan zichzelf: ‘Mag ik dit zeggen? Ja, ik mag dit zeggen’.
Mart presenteert niet, hij geeft college. En of het nu over schaatsen, wielrennen of modderworstelen gaat, doet er niet toe. Mart weet alles. Het is Nederland niet gegund.
Toch, op de Wikipedia-pagina die aan Mart is gewijd, las ik dat er liefhebbers voor hem bestaan. En nog verbazingwekkender: dat Smeets na de Olympische Spelen van 2012 met pensioen gaat.
Helaas voor hem is er van stoppen op zijn hoogtepunt dan allang geen sprake meer. Maar ik vermoed dat Mart, anders dan veel sportmensen, geen flauw benul heeft van wat eervol stoppen op je hoogtepunt betekent. Anders – Mag ik dit zeggen? Ja, dit mag ik zeggen – was Mart al gestopt met verslaggeven in 1980, toen hij zijn hoogtepunt bereikte in Ria Visser.
Mart stond toen nog aan het begin van zijn journalistieke carrière en met zijn grote gebrek aan zelfkennis dacht hij waarschijnlijk dat er nog veel meer vrouwen zouden zwichten voor die interessante journalist die hij was.
Die andere vrouwen bleven natuurlijk uit en langzaam rees het besef dat de vrijage met die frêle Ria boven zijn stand was geweest. Dat kon je zien aan de schalkse manier waarop hij later naar haar borsten loerde tijdens het verslaan van de schaatswedstrijden. Maar als Wikipedia zich een beetje betrouwbaar toont, hoeven we dat gelukkig nooit meer te zien.
Deze column verscheen eerder op het weblog van Jelmer Birkhoff
CC-foto: Beeld en Geluid