Terwijl de discussie over shariarechtbanken her en der oplaait betogen Nora Kasrioui en Nadia Martosatimna-Laiti dat Nederlandse moslima’s hun progressive islam-uitleg eerst algemeen erkend zullen moeten krijgen voor er überhaupt sprake kan zijn van de introductie van dergelijke ‘rechtbanken’. In hun artikel ‘Vrije moslima’s zullen door shariarechtbank als zondaressen worden gezien‘ bij de Volkskrant halen zij een aantal belangrijke struikelblokken aan, die er voor zouden kunnen zorgen dat Nederlandse moslima’s bij de introductie van deze organen in de problemen komen. Toch doet het artikel curieus aan, en missen zij -wellicht bewust- een kritiek punt, dat de schurende verschillen van opvatting tussen menig moslim en ‘autochtone’ Nederlander duidt. (Uiteraard kan ook een autochtoon moslim zijn.) Uiteindelijk had de conclusie van hun betoog net zo goed kunnen zijn dat Nederland al lang rijp is voor shariarechtbanken, alleen dat gelovigen dan soms harde keuzes moeten maken. Daarnaast leggen zij de vinger op een zwakke plek in de internationale betrekkingen.
Rechtbanken, kan dat zomaar?
Over de genoemde rechtbanken bestaan veel misverstanden, veel mensen roepen “dat dat natuurlijk niet moet kunnen”, maar het kan uiteraard gewoon wél. Het kan in ieder geval als je vindt dat ook andersgelovigen een plaats mogen hebben binnen de Nederlandse samenleving en zij ook het recht hebben hun geloof te belijden. Misschien is het het woord ‘rechtbank’ dat de haren bij menigeen doet rijzen, en het kan natuurlijk ook inderdaad “niet zo zijn” dat een dergelijke rechtbank de plaats van het Nederlands recht gaat innemen. Noem ze “islamistische relatietherapie” en het klinkt al weer heel anders, zij het onvolledig.
Een shariarechtbank geldt dan ook in principe niet als alternatief voor het Nederlands recht, in de zin dat je mag kiezen -of gedwongen wordt- naar de een of de ander te gaan. In principe geldt dan ook altijd het Nederlands recht, maar uiteindelijk staat het natuurlijk iedereen vrij bij ruzies, relatiecrises of andere onenigheid niet naar de politie te stappen, maar te proberen het in eigen kring op te lossen. Dat kun je “stom” vinden, maar dat kán natuurlijk wel. Varianten waar een Nederlands rechter counseling oplegt in zijn vonnis, en de mensen vervolgens voor zo’n andere rechtbank kiezen zijn wellicht minder wenselijk. Daar kun je wel over discussiëren, maar waar ga je anders heen: altijd een methode buiten het ‘normale recht’ om.
Je zou de shariarechtbanken in Nederland trouwens de kost moeten geven. Er zijn al talloze van dit soort college’s van ‘wijze mannen’ die vanuit een geloofsperspectief hun kudde bepaalde geboden opleggen. Vooral de christenen zijn er in Nederland natuurlijk goed in, menig bruidspaar gaat voor het kerkelijk huwelijk door één of meerdere sessies met een voorganger of ‘meneer pastoor’. Daarnaast bestaan er nog talloze -zeker in streng gelovige kring- momenten waarop ‘autochtone Nederlanders’ voor de oplossing van conflicten, of gewoon voor raad, bij een geestelijke langskomen. Ook de uitkomst daarvan staan u vast niet altijd aan, maar bepalen wel de levens van kinderen en partners, doordat de gelovigen in kwestie zich er bij neerleggen.
Het kan dus wél!
De auteurs halen twee bezwaren tegen het nu invoeren van de rechtbanken aan, waarvan de hoofdmoot wordt gevormd door het feit dat progressieve moslima’s zo ineens voor een nogal conservatieve raad kunnen komen te staan. Wanneer er vanuit zo’n conservatieve raad dan ‘recht’ wordt gesproken, dan zal emancipatie zeker stagneren; een terecht punt. Het curieuze is alleen: waarom zou je als moslima dan naar zo’n conservatieve raad stappen? Wat is er tegen een conservatieve shariarechtbank, je kunt de opvattingen bezwaarlijk vinden, maar dan ga je er toch niet naartoe? Waarom zou een progressieve moslim zijn heil zoeken bij zo’n raad, blijkbaar voelen zij zich dan toch verplicht. Men lijkt te vergeten dat het negeren van zo’n ‘rechtbank’ gewoon een heel normale oplossing is.
Ja, zeggen de auteurs wel, mensen in de omgeving van zou iemand zouden dan vinden “dat je dat niet kunt maken”. Een vreemd bezwaar. Natuurlijk ligt hier een duivels dilemma, als opkomen voor je eigen progressievere stroming een kloof slaat tussen iemand en diens vrienden of zelfs familie, maar als je ruimte ziet voor een progressieve ‘rechtbank’ kun je daar beter zelf het initiatief toe nemen in plaats van op toestemming te wachten.
Het is dit punt waar levensbeschouwlijke opvattingen met elkaar in conflict komen: in deze islamitische opvatting wordt tot in het extreme steun en goedkeuring gezocht bij elkaar. Natuurlijk, er zijn wel verschillende islamitische stromingen (en zelfs een paar kleinere sektes, zo zegt men wel) maar de algehele consensus blijkt toch ook hier weer dat er wel een soort algemene erkenning moet zijn. Daardoor zet de ‘progressieve moslima’ zich in de situatie die de auteurs schetsen zichzelf gevangen: ze maakt zichzelf speelbal van een soort ‘internationale islam’ waaraan ze blijkbaar iets verschuldigd is. De moslim die toch op deze goedkeuring wil wachten maakt een vreemde beslissing: wel kiezen voor een alternatieve stroming, maar die moet dan wel de goedkeuring van de huidige conservatieven kunnen wegdragen.
Islamitische landen
Het tweede bezwaar wat de auteurs maken ligt in het verlengde van die ‘internationale islam’: islamitische landen zouden uitspraken van een conservatieve rechtbank wel eens strikt kunnen volgen, ook al probeer jij je er aan te onttrekken. Wanneer een dergelijk land toevallig je land van herkomst is kan dit wellicht zeer treurige taferelen opleveren, maar feit blijft dat je nooit een eigen progressieve stroming kunt opzetten als je ook nog de regeringen van andere landen het naar de zin probeert te maken. Waar zijn we nu helemaal mee bezig, kun je je afvragen.
De auteurs stellen dus dat een ‘rechtbank’ op geloofsgronden wel kan, maar alléén wanneer de progressievere richting die hier vorm krijgt internationaal ook erkenning vindt bij mede-gelovigen. Nu kun je je afvragen hoe lang dat dan gaat duren, maar goed: een manier om andere rechten bevochten te krijgen is niet helemáál ondenkbaar, natuurlijk. De vraag is echter of de auteurs niet teveel hechten aan een hoop die nooit waarheid kan worden. Een progressievere islam zal ook het breken met landen die geloofsregels als wet voorschrijven moeten betekenen, en ook het links laten liggen van conservatievere uitleg.
Ook de Islam zal (weer) moeten erkennen dat niet iedereen het naar de zin te maken is, ook niet binnen de eigen gemeenschap. De shariarechtbank kan al prima in Nederland: het bevechten van de eigen progressieve opvattingen zal moeten bestaan uit het negeren van conservatieve organen en het zelf opzetten van progressieve overleg- en adviesorganen. Botsingen tussen vernieuwende en conservatieve familieleden zullen ongetwijfeld hartverscheurend kunnen zijn, maar een progressieve geloofsgemeenschap is een autonome geloofsgemeenschap. Zolang de nadruk blijft liggen op internationale consensus zullen de vrijzinnigen zich moeten schikken naar een conservatievere hoofdmoot: een ‘progressieve islam’ blijft dan een farce. In de voorstelling van Nora Kasrioui en Nadia Martosatimna-Laiti zal de progressievere moslima eerst maar die (informele) rechten bij de ander moeten bevechten: lekker progressief!
Gyurka Jansen vindt dat je je sowieso niet zou moeten leiden door rechtsorganen vanuit je geloofsgemeenschap -die sowieso niet als ‘progressief’ in de oren klinken- maar als je dan toch een progressieve stroming meent te moeten stichten, zul je die ook zelf vorm moeten geven.
CC-Foto: ‘rjrgmc28‘