Wat bij de sprint gebeurt, kan alleen maar bij de sprint gebeuren. Acht mannen op een rij, camera die voorlangs beweegt en een trukendoos die wordt geopend. Bolt en Blake, Gatlin en Gay, allemaal hebben ze, als echte toneelspelers, in de spiegel bedacht wat ze dit keer zullen opvoeren als de camera ze in beeld brengt en de stadionspeaker hun naam schalt. Zo ontspannen, net voordat ze in tien luttele seconden hun leven kunnen veranderen. Ze spelen nog rustig een spelletje ‘wie is de leukste thuis?’
Hoe anders is het bij het baanwielrennen. Strakke, gespannen gezichten. Geen grappen, geen grollen. Hockeyers zingen het volkslied. Zwemmers staren in het water. Maar de sprinter, die neemt het ervan. En we vinden het allemaal mooi. De lach van Martina, het vingertje in de camera, Bolt die doet alsof hij zijn (gemillimeterde) haar strak naar achter kamt.
Vier knipogen
Maar wat als we een voetballer iets zien doen met dit moment? Christiano Ronaldo die vlak voor een wedstrijd vier knipogen geeft, met zijn handen door zijn haren gaat, en de diamanten in zijn oorlellen laat zien. Doet een voetballer zoiets, dan is hij een mannetje, een patsertje. ‘Doe eens normaal, mafkees!’
Ik heb voetbaljournalisten er tijdens de Spelen al enkele keren op betrapt: het verdedigen van de sport die ze iedere dag volgen en verslaan. En de irritaties als het voetbal in een kwaad daglicht wordt gezet. Als geroepen wordt dat de voetballers een voorbeeld zouden moeten nemen aan de hockeyers, die ondanks een verstoorde voorbereiding en personele kwesties in de halve finale de sterren van de hemel speelden (“Totaalhockey!”). Als geroepen wordt dat de voetballers eens een voorbeeld zouden moeten nemen aan een atleet die vertelt hoe hij voor zijn sport leeft, voor een veel lager salaris dan de voetbalsterren.
De mensen uit de voetballerij (Van Gaal, Van der Vaart, Van Marwijk) die bij Mart Smeets aan tafel schoven, hielden wijselijk hun mond als gezocht werd naar vergelijkingen tussen het voetbal en de (andere) sporten van de Spelen.
Koptelefoons
Ondertussen vragen voetbaljournalisten zich cynisch af of al iemand zich kritisch heeft uitgelaten over de koptelefoons waar de zwemmers het stadion mee betreden, want doet een voetballer dat, dan heeft iedereen zijn oordeel klaar.
Maar bij zwemmers malen we daar niet om. Zo zag ik van de week een forens de trein instappen met een grote Sennheiser op zijn hoofd. De bas dreunde door de speakers. Maar het was geen jonge gast met een bontkraag, het was een klassieke ambtenaar. Een zwemmer die deed als een voetballer. Maar niemand keek op of om.