Hello Hungary roept de ene na de andere voorman van een top-act vanaf de mainstage naar een publiek dat voor de overgrote meerderheid bestaat uit Nederlanders, Italianen, Fransen, Duitsers en Britten. “We never knew we had so many fans in Hungary!” Zucht; daarmee etaleert de zoveelste popster zijn gebrek aan kennis over het festival, dat blijkbaar gewoon een tussenstop is op een Europese toer.
Sziget is in twintig jaar tijd uitgegroeid van een uit de hand gelopen studentenfeest tot een van de grootste popfestivals van Europa. Het is vooral een internationaal festival: met zestienduizend bezoekers vormen Nederlanders het grootste buitenlandse contigent. Zondag stonden ze bijna allemaal te hossen in de afgeladen A38-tent op de limbo-punk van de Heideroosjes.
Hello Sziget is wat de veteranen roepen, de artiesten die hier al jaren komen. Want Hongaren lopen er steeds minder. Misschien twintig á dertig procent, afgaande op wat ik om mij heen hoor spreken, een strik wetenschappelijke waarneming uiteraard. De weekkaart van 195 euro is voor veel jonge Hongaren te duur, zoals ik bitter naar mijn hoofd geslingerd krijg in een Boedapestse kroeg op de vraag ‘ga je nog naar Sziget’? Veel Hongaarse jongeren kopen een dagkaart: op de laatste dag, fenomenaal afgesloten door The Killers, liep toch nog een meerderheid aan Hongaren rond, afgaande op het monotone, staccato gekwebbel om me heen, met steeds de klemtoon op de eerste lettergreep.
Köszönöm, roept de zanger van Mando Diao na ieder nummer. Dank je wel. Het klinkt een beetje gek. Egotistisch. Alsof hij een soloartiest is die zonder band speelt. Een van de eigenaardigheden van het Hongaars is dat ‘dank je wel’ zeggen afhangt van met hoeveel mensen je bent. Hij zegt nu ‘Ik bedank jullie’. Terwijl hij wij bedanken jullie zou moeten zeggen: köszönjük. Ongeïnteresseerd komt het over. Alsof hij snel backstage heeft gevraagd wat ‘dank je wel’ is in het Hongaars. Morgen zijn ze in Polen, doet hij daar hetzelfde. Popsterren. Je kan er maar beter soep van koken.
Goed, wat maakt het uit. Het publiek, dat immers geen Hongaars spreekt, verstaat hem toch niet. Tijdens Sziget is het Óbuda-eiland in de Donau eventjes geen Hongarije , maar een internationale vrijplaats. Zozeer zelfs, dat de uiterst rechtse jongerenbeweging HVIM al jaren uit protest een contrasziget organiseert, het Magyar Sziget, als tegenpool voor het internationalisme, drugsgebruik en de verwilderde zeden die haar meer beroemde tegenbeeld zouden kenschetsen.
In het getouwtrek om wie het ‘echte Hongarije’ vertegenwoordigt wint Sziget het veruit. Dat trekt 60.000 bezoekers per dag trekt, het vrij marginale Magyar Sziget kan rekenen op een hooguit enkele duizenden bezoekers in totaal.
Maar ook het Sziget zelf ontkomt niet aan vormen van nationalisme, juist nu het festival internationaler wordt. De organisatie heeft op verzoek van Szigetbezoekers zelf campings opgezet voor onder meer Fransen en Italianen, waar de mediterrane globetrotters terecht kunnen voor eigen DJ’s en gerechten uit de vaderlandse keuken. Papa et maman weten weinig van Hongarije, en betalen graag de veertig euro extra voor de veiligheid van het nationale kampement, dat bescherming biedt tegen plundertochten door horden paardrijdende Hunnen, en de mensenetende krokodillen in de Donau.
Dat blijkt uit een reportage van het Hongaarse nieuwsportaal Index.hu over het fenomeen. Niet iedereen heeft een boodschap aan de nationale kampementen. “Ik ben niet helemaal uit Frankrijk gekomen om dan onder elkaar te gaan zitten”, zegt Florence, een Française bij de Roma-tent. Maar het draait niet alleen om gezellig samen zijn met landgenoten, schrijft Index: op de nationale campings zijn de WC’s beter, en is er behalve de croissant en ratatouille van thuis ook warm water aanwezig.
Helemaal dwingend is de nationale scheiding niet: op de Italiaanse camping zitten veel Nederlanders, omdat de Italiaanse promotor ook kaartjes in Nederland te koop heeft aangeboden. Ook hebben de exclusieve campings duidelijke nadelen. Het optrekken van nationale grenzen op Sziget leidt tot een modern Romeo en Julia-drama. Controles bij de ingangen van de speciale zones zijn strikt: zonder speciaal armbandje kom je er niet in. Index komt met het schrijnende voorbeeld van een Italiaanse jongeman en een Française die elkaar willen beminnen, maar door de strenge controles bij de grens elkaars tent niet in kunnen. Nationalisme, c’est la guerre.
Martin Mevius schreef een proefschrift over de spanningen tussen nationalisme en internationalisme en had nooit gedacht dat dat nog eens relevant zou zijn voor een popfestival.