Volgens Miko Flohr is het snobistisch om te pleiten voor meer hoge cultuur tegen de lage cultuur. Nu is een snob iemand die er naar streeft deel uit te maken van iets waar hij van nature geen deel van uitmaakt. De archetypische snob is een kleinburger die zich de parafernalia en manieren van de adel aanmeet in de hoop zelf van adel te worden en zolang dat niet het geval is toch tenminste door te gaan voor edelman. Afgeleid van het originele snobisme zijn er nu wijnsnobs en cultuursnobs, mensen die slechts het beste op het gebied van wijn of cultuur zeggen te willen.
Er kleeft de snob altijd iets van de parvenu aan. De snob wil wel, maar hij kan niet. Hij is een would-be edelman, een wijndrinker die valt voor de dure fles of wat hij daarvoor houdt.
Is Mathieu Weggeman een snob? Organisatiekunde lijkt mij allerminst een klassieke wetenschap. Het zou kunnen dat Flohr mijn mening hierover deelt en daarom vindt dat Weggeman eens een toontje lager moet zingen, als hij echt zo cultureel onderlegd was, was hij wel hoogleraar geworden in een echte wetenschap. Maar ik denk dat Flohr iets anders bedoelt. Vermoedelijk gaat het Flohr om de opvattingen van Weggeman. Weggemans stellingen lijken mij eerlijk gezegd van de orde van de evidentie, al komt dat misschien ook omdat ik bij herhaling (en heel wat eerder dan in het aangehaalde stuk) hetzelfde heb beweerd, veelal met dezelfde voorbeelden. Flohr is surely nog niet zolang weg uit Nederland dat hem de ten hemel schreiende stupiditeit van het plebs sordida – en vooral de aanmoediging daarvan op de treurbuis – is ontgaan?
Nu was het volk altijd al dom, iets dat je ook kunt verwoorden door te zeggen dat Plato ook al zei dat de man in de straat de vragen van de filosoof Socrates maar lastig vond, zij het dat die laatste manier van uitdrukken vaak als diskwalificatie van het standpunt wordt bedoeld, dus is de vraag wat Weggeman eigenlijk bedoelt. Weggeman bedoelt dat we meer aan cultuuronderwijs moeten doen én dat daardoor het niveau van de Öffentlichkeit zal toenemen. Flohr betwijfelt die stelling; het is volgens Flohr “te zot voor woorden” om te denken dat we allemaal lief en aardig en welbespraakt worden als we gedichten van William Blake uit ons hoofd leren.
Flohr heeft natuurlijk gelijk, althans in zekere zin. Er is geen onmiddellijk oorzakelijk verband tussen bepaalde praktijken in het literatuuronderwijs en gedrag en etiquette. Historisch gezien is het verband misschien zelfs eerder omgekeerd: een samenleving die waarde hechtte aan etiquette, hechtte ook meer aan welsprekendheid en de belezenheid die daar bij hoort. Toch heeft Weggeman ook gelijk, zij het om redenen die hij zelf niet lijkt te zien. Door cultuuronderwijs serieus te nemen en veeleisend te maken vorm je langzaam maar zeker een samenleving waarin een ondertoon van gecultiveerdheid en respect de norm wordt. Nu is een boventoon van schreeuwerigheid en domheid de norm. Zoals de democratie langzaam van het zeer elitaire gedachtegoed van Locke, Sieyès en Rousseau doorsijpelde naar alle lagen van de bevolking, zo vormt cultuuronderwijs het volk ook. Cultuuronderwijs werkt niet van vandaag op morgen, maar je kunt het wel van vandaag op morgen kapot maken.
Is het nu werkelijk snobistisch om deze opvattingen te hebben? Spreekt er werkelijk zoveel dédain uit als Flohr zegt? Ik betwijfel het. Elk pleidooi voor Bildung is juist optimistisch en menslievend. De Bildungsgedachte gaat er immers van uit dat de mens te vormen is. Ook wie Sensation White of Lowlands voor het nec plus ultra van de cultuur houdt, of wie in literatuur of toneel niets dan entertainment voor enkele feynbesnaarde luyden ziet kan een echt boek leren lezen en naar een vioolconcert leren luisteren, zegt de Bildungsgedachte.
Het omgekeerde is veel arroganter. De implicatie van het idee dat je de gewone man maar zijn gang moeten laten gaan is immers ofwel dat je onsmakelijke clubjes als BNN evenwaardig moet achten aan Beethoven, wat Flohr net zomin wil als ik, of dat je eigenlijk denkt dat “Henk en Ingrid” niet te redden zijn: laat hen het TROS muziekfeest, wij gaan naar het Concertgebouw. Het is de miniversie van het multiculturalisme, dat door de Engelse filosoof Martin Hollis ooit scherpzinnig werd samengevat als liberalism for the liberals, cannibalism for the cannibals.