Mijn vader had vroeger een bandrecorder met een aardige verzameling aan banden. Drie tot zes uur per spoel, misschien wel meer – ook mijn geheugen is tanende. Maar met zekerheid kan ik u vertellen dat een van die spoelen gevuld was met een serie van de Belgische radio over blues muziek, misschien zelfs twee banden. Hoe het ook zij, die spoel of spoelen heb ik doorgewerkt, meermaals. Zes uur, twaalf uur, ik weet niet meer hoeveel uur aan folk, blues, texmex, Cajun en al wat meer dat de volksmuziek in de verenigde staten heeft vorm gegeven plus de uitleg van de ontwikkeling achter deze genres en de spelende artiesten. Zo vaak afgespeeld dat er doorzichtige plekken op de magnetische tape zichtbaar werden en ik een ding zeker wist toen mij in de eerste klas van de middelbare school werd gevraagd van welke muziek ik dan hield: blues, oude blues.
De vijfde dag Incubate eindigt voor mij met de muziek waar bijna dertig jaar mijn muzikale ontdekkingstocht begin, in de muziekcollectie van mijn vader. En hier uitgevoerd door Frank Fairfield, een vroeg twintiger die duidelijk door The Anthology Of American Folk and Blues Music geeft gegrasduind.
En dat op de dag die werd geopend met een keynote van Simon Reynolds, de tot God verheven popjournalist en schrijver van Retromania. Een boek waarin hij – zeer kort door de bocht samengevat – aangeeft dat de popmuziek een XEROX-beweging is geworden waaruit elke vorm van vernieuwing is verdwenen is met het overlijden van Rave muziek (wat niet toevallig lijkt samen te vallen met de laatste dag dat hij zelf jong was). De huidige generatie pop- en rockmuzikanten is alleen nog maar aan het recyclen en revivallen.
Do It Yourself
Nu is hij openend spreker op de Incubate conferentie over ‘Do It Yourself’ cultuur in De Nieuwe Vorst. Een middag die zich concentreert rond de nieuwe DIY golf en deze afzet tegen de oude bewegingen. Met Reynolds (die in het verleden ook heeft geschreven over de DIY beweging in de jaren ’80 en rond de dancescene in de jaren ’90) en Mark Fisher als belangrijkste analysten. Interessante materie, die mij vast voor enkele uren geboeid had kunnen houden wanneer er verteld werd dat de het grootste manco van DIY al snel de overkill is en dat die overkill met de komst en groei van internet alleen maar sneller op de loer ligt. Maar Incubate is ook het moment in het jaar dat half Nederland, mensen die je anders nooit of zelden ziet, afreist naar Tilburg. Wanneer de optie zich dan ook voordoet om met Bob Rusche op het terras te gaan zitten, is de keuze snel gemaakt en drie uur later heeft het geen zin meer om bij de conferentie binnen te lopen. Dan maar mijn eigen korte conclusie, gebaseerd op geen enkele vorm van onderzoek. DIY moet je vooral gewoon doen; uit overtuiging, met overtuiging. Maar vooral gewoon doen, handen uit de mouwen en het voorbeeld van Alarm Press volgen (ongepast-invoegen-van-stokpaardjes-allert op fel knipperend rood).
Maar terug naar Frank Fairfield, de afsluiter in de Paradox op de vrijdagavond, bewapend met banjo, viool en gitaar neemt deze vroeg twintiger die er uitziet als of hij zo uit de jaren twintig van de vorige eeuw is komen wandelen, plaats op een stoel achter een microfoon. Na een wat – gespeelde – ongemakkelijke introductie gaat het helemaal los. Een tocht door de spoelbanden van mijn vader, het ontstaan van de Amerikaanse volksmuziek zoals deze ruim een eeuw geleden samensmolt uit tonen van uit elke uithoek in de wereld, alleen dan nu live uitgevoerd door Frank Fairfield; cajun, blues, Ierse drinkliederen en mogelijke vermengingen ervan. Authentieke retromania, twee botsende termen, maar wel waar.
Letterlijk en figuurlijk gegroeid
De reden echter waarom ik in Paradox was beland en niet uit stond te blazen bij een show van Chris & Cosey of een splitsingle van Neon Rainbows en Wolvon in ’t Buitenbeentje aan het aanschaffen was, was Richard Buckner. Een jaar terug had ik hem al eens geinterviewd, maar door omstandigheden toen niet in staat geweest om een hele show van hem te zien. De eerste keer iets met een ziekenhuis, de tweede keer iets met een lange – hele lange – wachtrij voor de deur bij Tivoli. Sinds dat halve optreden in Tivoli en het interview in 013 is Buckner letterlijk en figuurlijk gegroeid. Zijn haar en zijn grijzende baard bedekken zijn gezicht en een groot gedeelte van zijn immense bovenlijf, en in zijn ghele postuur lijkt hij zelfs groter dan een jaar geleden (wat gezien zijn leeftijd niet erg logisch is, in ieder geval niet in lengte). Maar vooral op de bühne is Buckner gegroeid. Het samenspel met zijn italiaanse begeleidingsband is niet langer die van Richard Buckner én band, maar die van één band. Hierdoor komen de bittere teksten van verlies en de donkere zelfkant van de Amerikaanse samenleving nog veel beter uit de verf. Hier zien we een man die al jaren op grotere podia had moeten staan, maar nu duidelijk het moment heeft om die stap echt te maken. Paradox zit vol, en op twee of drie kletsmajoren na bij de bar, hangt het publiek aan zijn lippen, wanneer hij uithaalt. En wanneer hij afsluit met de woorden “I Guess I’m the one, they warned you about” is voor mij de avond eigenlijk al af.
Een muzikale avond die twee uur eerder begon met Nurse With Wound in de grote zaal van 013. Traag, maar vol spanning, bouwt Nurse With Wound in een uur tijd uit naar een steeds verder aanzwellende muur van geluid. Donkere soundscapes opgebouwd met mij onbekende snaarinstrumenten die op allerlei wijze worden gesampled en vermengend met verscheidene elektronica tot een dik brok duisternis. Een duisternis die overigens ook over de bühne hangt, in de vorm van een dikke rookwolk. Een rookwolk die ook bij Mmoths, die halverwege Nurse With Wound in Stage01 begint een reden om de grote zaal te verlaten, het plaatje bepaald. In dichte mist staat hij achter zijn drumcomputers te draaien en te schudden terwijl hij een verrassend verfrissende bui van minimal hiphop creëert. Niet door de hele set even boeiend, maar zeker een naam om te onthouden. Iets wat ik ook wel zal moeten doen, want na de show blijkt dat hij zijn platen thuis is vergeten omdat hij zich vanochtend verslapen had.
Wortels dan de doommetal
Fields Of The Nephilim had zich niet verslapen, maar begon wel later dan in het programmaboek stond aangegeven. Reden voor mij om even snel op en neer te vliegen naar Cul de Sac, waar The Horse Company voornamelijk nieuwe nummers liet horen van de plaat die ergens in november uit moet komen. Americana van eigen bodem die, ondanks dat wat rommelige momenten in de set, zeker uitnodigen om de aankomende plaat eens onder de naald te leggen. Vooral ook omdat de voorganger ook niet verkeerd was.
Maar ondertussen is Fields Of The Nephilim wel begonnen. Terug naar 013 dus, waar mijn vriendin alreeds op gaat in haar jeugd en voor mij eindelijk het kwartje valt. Uiteraard had ik al vaak genoeg gelezen dat de wortels van doommetal voor een gedeelte bij Fields Of The Nephilim lagen, maar had het op plaat nooit zo willen horen. Live worden de nummers echter sneller, rauwer en met meer bombast gespeeld, waardoor ik die link nu wel leg. Maar wat mij vooral verbaast, is de totale overlevering waarmee de inmiddels al wat oudere fans zich tot Fields Of The Nephilim richten.
Het is een ijzersterke show, die even goed 25 jaar geleden plaats had kunnen vinden, wellicht gedateerd, maar wat maakt dat uit. De passie van publiek en band is echter hetzelfde gebleven. Dan hebben muziekcritici het graag over waarden als urgentie (dat is wanneer je heel erg moet poepen), of relevantie (dat is iets met wiskunde), maar waar het hier duidelijk omdraait (en wellicht in alle muziek) is passie, emotie en diepgang. En Fields Of The Nephilim gaat diep bij het publiek van enkel dertig en veertigplussers die even weer allemaal zestien lijken, met aan het einde de armen omhoog in ware devotie. Ook al is de vernieuwing er allang uit.
(Laat, veel later op de avond sta ik ook nog bij Mi Ami in de kleine zaal. Stiekem toch niet afgesloten met Frank Fairfield. Maar de elektropunk van dit gestoorde en schreeuwende duo past niet binnen mijn bovenstaande verhaal. Vandaar dat ik even doe als of ik er niet bij was. Maar mocht het tweetal om de hoek staan, is er geen enkele reden om thuis te blijven zitten.)