De ramp van Fukushima heeft geen enkel direct slachtoffer geëist. En de radioactieve stoffen die daarna in de omgeving verdwaald raakten, zullen dat de komende decennia ook niet doen. Maar dat neemt niet weg dat Fukushima de komende decennia heel veel slachtoffers zal veroorzaken. Slachtoffers van de angst. Fukushima was een volstrekt atypische ramp. Een dergelijke tsunami is niet alleen uiterst zeldzaam, een dergelijk rampscenario kan zich ook vrijwel nergens op aarde voordoen – eigenlijk alleen aan de Japanse kust. Fukushima zegt dus vrijwel niets over de veiligheid van kerncentrales elders op aarde. Desondanks heeft de ramp de kernenergie-industrie een forse kaakslag uitgedeeld. Dood is kernenergie beslist niet – maar politici vluchten massaal richting de uitgang. Met achterlating van torenhoge rekeningen voor toekomstige generaties.
Ten eerste natuurlijk de Japanse regering. Japan wil helemaal af van kernenergie. Een ‘moedig’ besluit want een derde van de Japanse stroom kwam uit kerncentrales. Sinds mei liggen die stil. Dat betekent niet alleen dat het land er nu donker en kil bijligt, het zal ook op zoek moeten naar andere energiebronnen.
335 miljard
Voor de komende tientallen jaren betekent dat een forse stijging van de import van olie en gas. Daardoor zal het Japanse tekort op de handelsbalans oplopen van rond de 10 miljard euro vorig jaar, naar een geschatte 50 miljard dit jaar. En dat bedrag zal de komende jaren blijven stijgen – en de zwakke Japanse economie verder uithollen. De regering heeft bekendgemaakt zo snel mogelijk over te stappen op duurzame bronnen. De kosten van deze overstap worden geschat op 475 miljard euro. Ook dat zal ergens vandaan moeten komen. En het gaat hier ongetwijfeld om een ernstige onderschatting.
Duitsland kent geen geologische breuklijnen van betekenis, dus geen aardbevingen, laat staan tsunami’s, maar de regering-Merkel heeft desondanks vanwege Fukushima besloten alle kerncentrales te sluiten. De kosten voor deze afbouw worden geschat op rond de 100 miljard euro. Daarnaast wil Duitsland in 2030 de helft van zijn energie halen uit duurzame bronnen. De kosten voor deze omschakeling worden door de TU Berlin geschat op 335 miljard.
Tachtig procent duurzaam
Het streven is dat rond 2050 tachtig procent duurzaam is. Dat zal ongetwijfeld nog een veelvoud van dat bedrag kosten. En ook hier gaat het uiteraard, onvermijdelijk, om forse onderschattingen. Frankrijk zet vergelijkbare stappen. President Hollande heeft besloten de oude kerncentrale van Fessenheim te sluiten (een symbolisch besluit), en het streven is het aandeel kernenergie in de energieproductie tot 2025 terug te brengen van 75 naar 50 procent. Kosten, ook hier, honderden miljarden.
De investeringen voor die transitie moeten nu al beginnen. En al dat geld zal de komende decennia ergens vandaan moeten komen. Alle landen die nu zo dapper kernenergie afzweren zullen de belastingen moeten verhogen en een flink stuk economische groei moeten inleveren. (En in het kielzog van Duitsland gaat onze economie natuurlijk meebetalen.) Iedereen weet wat dat betekent voor de welvaart, de zorg en de sociale wetgeving. Fukushima zal hier een chronische economische recessie veroorzaken.
Zonnepanelen en windmolens
Maar het grootste probleem is misschien wel dat de versnelde weg naar duurzaam (zonder kernenergie te benutten als ‘intermediaire’ technologie) niet alleen extreem duur zal uitpakken, maar waarschijnlijk ook nergens toe leidt.
De milieubeweging vindt al die besluiten uiteraard een godsgeschenk. Eindelijk ruim baan voor duurzame energie! Eindelijk kunnen de fabrieken voor zonnepanelen en windmolens, die al jaren een kommervol en sluimerend bestaan leiden, veilig investeren in massaproductie. Want, zo luidt de onderliggende veronderstelling: de technieken zijn er al, waar het tot nog toe aan ontbrak was de politieke wil. Maar dat is een ernstig misverstand.
Er dient zich namelijk een enorm probleem aan: grondstoffenschaarste. De transitie vergt enorme hoeveelheden koper, véél meer dan waarover we nu op aarde beschikken. Er zullen de komende decennia tientallen enorme kopermijnen moeten worden geopend. Niet bepaald het veiligste werk.
Zeldzame metalen
En dan is er het probleem van de zeldzame metalen. Die zijn voor de zonnepanelen die nu worden geproduceerd, onmisbaar. Maar zeldzame metalen zijn steeds moeizamer te vinden; en de wereldvoorraden zijn voor het overgrote deel in Chinese handen. De prijzen voor die metalen zijn de laatste jaren omhoog geschoten. En dat gaat nog wel even door. Dezelfde metalen zijn onmisbaar voor de productie van permanente magneten voor windturbines. Beide technologieën zijn fraai – maar in economisch opzicht doodlopende wegen. Kunnen we panelen en molens maken zonder die peperdure metalen? Wellicht, maar ze zijn er niet – en die leveren dan hoogstwaarschijnlijk minder rendement.
Dat betekent nóg meer zonnepanelen dan iedereen zich kan voorstellen, en ware oerwouden aan windmolens. Een fijn vooruitzicht. Zoals hoofdredacteur Erwin van de Brink onlangs in De Ingenieur schreef: ‘windturbines zijn grotendeels uitontwikkeld, oude inefficiënte technologie en dus een doodlopende weg. Een werkelijk innovatieve transitie (…) vereist een veel breder spectrum aan technologieën.’
En dat spectrum bestaat niet.
De regeringen die nu vanwege Fukushima vooruit vluchten, willen zo snel mogelijk energie hebben. De kans is levensgroot dat ze al die honderden miljarden steken in het uitrollen van in wezen verouderde, steeds duurder wordende, doodlopende technologieën. Maar de kans is ook groot dat de burger hier een stokje voor steekt. Want die zal fors moeten betalen. En die moet straks tegen die zee van windmolens aankijken.
CC-Foto: KEI.