Deze week zorgde op Twitter de hashtag #muslimrage (zie eerdere post) voor wat komische ontlading in de ophef rond het protest tegen het anti-Mohammed-filmpje op YouTube. Biedt dit nu ook aanknopingspunten voor discussie over Islam? In een recente studie [abstract] onderzochten Fadi Hirzalla, Liesbet van Zoonen en Floris Muller of humor in disputen rond Islam ook een functie heeft als ‘burgerschapspraktijk’. Ze kijken daarbij naar de discussies onder twee YouTube-video’s, allebei gemaakt in reactie op Fitna van Geert Wilders.
Methode
Het ging om The Religion of Fear en I Am a Muslim. De vlogs werden onderworpen aan een semiotische analyse om te bepalen hoe ze het publiek aanspraken. Vervolgens is de discussie onder de video’s kwantitatief geanalyseerd op sentiment en daarna kwalitatief om meer inzicht te krijgen. Omdat het aantal reacties te hoog was (31.000 en >500.000 respectievelijk) zijn steeds de laatste 1000 comments geanalyseerd.
Sentiment
Positieve en negatieve sentimenten waren ongeveer gelijk verdeeld in de onderzochte comments, maar er waren meer negatieve sentimenten. The Religion of Fear riep meer uitgesproken negatieve en positieve reacties op. Wanneer er negatief gereageerd werd, was dit sterker dan wanneer er positief gereageerd werd.
Een aantal zaken valt op in de kwalitatieve analyse. Allereerst wordt er opmerkelijk weinig op de vlogs zelf gereageerd. Positieve comments zijn vaak kort en zonder motivatie (“Awesome video!”), negatieve comments zijn vaak ad hominems en bedreigingen (“I’d break your face wallah if i saw you”). Ten tweede wordt er veel gediscussieerd over de aard van de Islam en de aard van het westen. Het gaat om het tegenspreken van het beeld dat in de video’s wordt opgewekt. Tot slot is er vrijwel nooit sprake van zelfreflectie (“wat wij doen”) maar steeds van beschuldiging (“wat jullie doen”).
Conclusie
Er is nauwelijks sprake van een ‘civic culture’ in deze YouTube-comments. Commenters ontkenden elkaars recht van spreken door anderen belachelijk te maken, uit te schelden of af te doen met “get your facts straight”. Zowel negatieve als positieve comments waren vooral gericht op het uitsluiten van de ander. Volgens Dahlgren (2009, p.106) is “a minimal shared commitment to the visions and procedures of democracy … a capacity to see beyond the interests of one’s own group” een voorwaarde voor een civiele cultuur. De onderzoekers zijn sceptisch over de waarde van humor in zulke debatten. Ze eindigen:
“As said, the comedic nature of the vlogs does not seem to have an immediate impact on commenters’ discursive attitudes and practices, as one might expect from humor theory (cf. Meyer 2000; Miczo and Welter 2006). With a controversial issue and experience like Islam, it is perhaps too much to ask that humor can function as a civic practice. When specifically Islam or related topics are discussed, it seems, civic culture online becomes a “communicative jungle” (Schultz 2000). Not even comedy changes that, our case study suggests, at least not in a sudden, mechanic way whereby one turns from an exclusive to an inclusive discourse when exposed to uniting funniness online.”
Anders gezegd, zulke discussies rond Islam worden zo heftig en zo gepolariseerd gevoerd, dat humor als verbindende factor niet werkt.
Dit stuk verscheen eerder op Diep Onderzoek waar Linda Duits blogt over populaire cultuur.