De vijftiende etappe van de Giro d’Italia zal volgend jaar zijn eindpunt vinden op de Galibier. Een Franse berg, maar dat de drie Europese rondes inmiddels gretig over landsgrenzen heen gaan is niets nieuws. De stop op de Galibier is een eerbetoon aan wijlen Marco Pantani. Het olifantje dat eind jaren negentig veelvuldig het peloton geselde met zijn verwoestende demarrages bergop. Op de flanken van de Galibier legde Pantani in 1998 de basis voor het winnen van zijn enige Tour de France.
Een monument stond er al op de Galibier voor de in 2004 onder mysterieuze omstandigheden overleden Italiaan. Komend jaar eert het peloton hem op de Alpentop. Het tekent de fascinerende belevingswereld van de wielrennerij. De lijn tussen goed en kwaad is dun, als deze er al is.
Een spannend boek
In 1999 werd Pantani in Italië uit de koers gehaald toen bij hem een te hoge hematocrietwaarde was vastgesteld. In 2002 schorste de UCI hem voor zes maanden voor het bezit van stimulerende middelen. Het zijn de ‘middelen’ die Pantani uiteindelijk in een depressie deden belanden en aan de basis stonden van zijn vroege en tragische dood.
Een verhaal dat leest als een spannend boek en juist daar zit hem de crux van het wielrennen. Wielrenliefhebbers zijn dol op heroïsche verhalen. Gevallen helden die opkrabbelen, helden die op hun toppunt van hun voetstuk vallen, helden die de grenzen van het betamelijke opzoeken om het heldendom definitief te vestigen. Dat die heldenverhalen veelal doordrenkt zijn met verboden stimuli hoeft daar niets aan af te doen. Het verhaal, heiligt de middelen.
Een mooi voorbeeld is de populaire weblog Het is Koers. Ik ken geen sportblog waar het menselijke verhaal achter de sporter zo nadrukkelijk onder het voetlicht wordt gebracht als daar. Voer voor amateurpsychologen is het soms. Welk element uit de jeugd bracht renner X ertoe later te gloriëren in koers Y? Verhalen over sadistische jeugdtrainers, zondagskinderen, moeilijke jeugden, overwonnen ziekten.
Beeldvorming is alles
Het verhaal van Lance Armstrong is daarmee één van de sterksten. Teelbalkanker overwonnen, terug op de fiets herdacht hij allereerst op indrukwekkende wijze de dood van ploegmaat Fabio Casartelli om enkele jaren later de absolute heerschappij in de Tour te grijpen. Armstrong is naast de beste wielrenner van zijn generatie ook de absolute baas in het peloton. Ook dat is een verhaal, en ten behoeve van het verhaal is vergevingsgezindheid op zijn plaats.
Over Armstrong zijn de dopingverhalen niet eensgezindheid, maar te vermoeden valt dat zelfs videobeelden van een liter gemodificeerd stierenbloed ingebracht bij de Texaan niets meer zullen veranderen aan de beeldvorming van Armstrong als wielerheld. Ook bewezen dopingzondaars als Pantani en Richard Virenque zullen ondanks hun verleden de boeken in gaan als helden.
Ook ik zal later terugdenken aan Armstrong als de man die nog even minzaam omkeek naar Ullrich alvorens hij hem en de rest dansend uit het wiel reed. Ook Virenques aanvalslust zal me bijstaan, net als de nog steeds ongeëvenaarde snelheid waarmee Pantani Alpe d’Huez opreed. Toch vraag ik me tegelijkertijd af waarom zij helden werden en sommige collega’s niet.
Wat is er mis met Ricco en Landis?
Wat is er bijvoorbeeld mis met het verhaal van Ricardo Ricco. Een irritant snotjong zeker, maar wel eentje die net als Armstrong z’n tegenstrever nog eens indringend aankeek alvorens een beslissende demarrage te plaatsen. Dat hij zichzelf een bedorven bloedtransfusie toediende is misselijkmakend, maar tegelijkertijd een fantastisch verhaal. En waarom is Floyd Landis zo uitgekotst. Was zijn verleden als mormoon en de Tour-coup op weg naar Alpe d’Huez de kenners dan weer niet heroïsch genoeg? Het heldendom heeft een goed verhaal nodig, maar wie bepaalt of dat verhaal goed genoeg is?