Wie verkiezingen wil winnen, doet er goed aan zijn boodschap te vertalen naar waarden. Dat concludeert de Amerikaanse psycholoog Drew Westen in The Political Brain: The Role of Emotion in Deciding the Fate of the Nation. Westen onderzocht waarom zoveel Amerikanen kiezen voor de Republikeinen, schijnbaar tegen hun eigen belang in. Neem de mijnwerker in Pennsylvania, die kon kiezen tussen Al Gore en George Bush. Gore beloofde veiliger werkomstandigheden, meer inkomen en een zekere oude dag. Toch koos de mijnwerker voor de Republikeinen. Waarom? Bush was tegen het homohuwelijk. Westen wil achterhalen waarom de Democraten deze kiezers niet weten te overtuigen, ondanks hun ‘betere’ verhaal.
Menselijk gedrag
In The Political Brain laat Westen zien hoe woorden en beelden de hersenen activeren en zo beïnvloeden wat mensen geloven, voelen en uiteindelijk ook hoe ze stemmen. Menselijk gedrag wordt grotendeels gedreven door twee emoties: hebzucht en angst. Hebzucht komt uit het deel van het brein dat beloningen registreert en omvat bijvoorbeeld ook het verlangen naar liefde. Angst wordt verwerkt in de amygdala. Onderzoek toont aan dat conservatieve stemmers een grotere amygdala hebben dan progressieve kiezers. Zij hebben juist een grotere mediale prefrontale cortex, die een rationeel-cognitieve functie heeft en in de amygdala geregistreerde emoties onderdrukt. Hoogleraar cognitieve neurowetenschappen Victor Lamme (1959), auteur van onder andere De vrije wil bestaat niet (2010) en vele artikelen over de werking van het brein, stelt dat “rechts” (of: conservatief) de basale menselijke drijfveren omarmt, terwijl links ze ontkent. Progressieve politici zouden volgens Lamme juist aan essentiële emoties zoals solidariteit of angst voor de teloorgang van het milieu moeten appelleren. Op die manier kunnen zij ook de amygdala aanspreken. Uiteindelijk is het negeren van de ‘onderbuik’ volgens zowel Lamme als Westen niet alleen een ontkenning van de menselijke natuur, maar bovenal politiek gezien onverstandig.
Het aardige van Westen is dat hij zijn bevindingen vertaalt naar de praktijk. Hij plaatst de kille en feitelijke narratieven van de Democraten tegenover de meer empatische en emotionele verhalen van de Republikeinen. Tegelijkertijd laat hij ook zien hoe de democraten hun verhaal wèl hadden moeten vertellen, bijvoorbeeld in 2000. Bush speelde de integriteitskaart door Gore te associëren met de beschadigde Bill Clinton. Gore vermeed die koppeling, maar kon zich daardoor niet beroepen op de resultaten van acht jaar Clinton-Gore. Een inschattingsfout, volgens Westen.
Gore was in de hoofden van kiezers al onlosmakelijk verbonden met Clinton. Gore had volgens Westen als volgt moeten reageren op Bush: erkenning van de pijn van de affaire-Lewinsky daarbij de Republikeinen ook meetrekkend (“We are all well aware of the pain he and an out-of-control Republican Congress, determined to destroy the president no matter who they had to take down with him or how much filth they had to expose our children to on the evening news, caused this nation”), een handige draai naar de bereikte resultaten (“Am I proud of what Bill Clinton did with his personal life? Of course not. But I’ll tell you what I am proud of”), afgesloten met een tegenaanval op Bush (“If you want to be president, you’re going to need to convince the American people that they should abandon everything Bill Clinton and I did that has made Americans safe, secure, and prosperous again, and instead vote for a man whose biggest concern seems to be that the yacht tax is too high”).
Nederland
Voorgaande is niet uitsluitend een Amerikaans fenomeen. Klinisch psycholoog Willem van der Does analyseert in “De campagne van 60 seconden” hoe Geert Wilders in 2010 Job Cohen aanviel, zich richtend op de amygdala: “U heeft honderden Amsterdammers uit de stad verjaagd, omdat terwijl zij lastig werden gevallen door Marrokaans tuig, u thee zat te drinken bij de verkeerde imams.” In plaats van dat Cohen Wilders weersprak, kwam hij over als aangeschoten wild. Het lijkt er op dat Samsom de afgelopen keer beter was voorbereid: hij kon wijzen op zijn ervaringen als straatcoach en sprak Wilders in het slotdebat (al was het timide) aan op zijn aanvallen: “Nu is het genoeg”. Toch lijken Nederlandse politici voorzichtig met het in de praktijk brengen van de lessen van Westen, terwijl The Political Brain allerminst onbekend is op het Binnenhof. Het schijnt zelfs dat Mark Rutte het boek tot zijn favorieten rekent en regelmatig cadeau doet aan vrienden en bekenden.
Uiteindelijk spelen rationele overwegingen en argumenten pas een rol als ze zijn vertaald naar een gevoel. Of, zoals Van der Does zegt: “Een politicus die de ratio aanspreekt zonder eerst te laten merken dat hij de emotie herkent, verliest het contact met de kiezers, die zich zullen afvragen met wat voor wereldvreemd figuur ze te maken hebben.” Vaak grijpen verliezende politici terug op het ‘niet goed vertellen van ons verhaal’. Westen toont echter overtuigend aan dat zo lang politici niet de waarden kunnen overbrengen die bij hun verhaal horen, zij de kiezer niet voor zich zullen (her)winnen.
Drew Westen (2008): The Political Brain: The Role of Emotion in Deciding the Fate of the Nation. 496 pp. Verkrijgbaar in de President’s Bookstore van The American Book Center in Amsterdam en Den Haag. Bezoekers van VS2012-evenementen ontvangen €2,50 korting op deze boeken (op vertoon van kaartje).
Abele Kamminga is beleidsmedewerker voor D66 bij de Tweede Kamer en fan van alles wat met Amerikaanse politiek te maken heeft.