Als er straks serieuze aanwijzingen zijn dat men in Brussel zou overwegen regels op te stellen om burgers van lidstaten te muilkorven in het publieke debat, beste lezers, dan kunt u van me op aan. Dan zal ik de barricaden opgaan en niet rusten voordat alle voorstellen van de baan zijn en nooit meer iemand op het idee komt dat een supranationale wetgever zich bemoeit met nationale publieke debatten. Als er ooit een Nederlandse minister-president zo gek is om de handtekening te zetten onder een verdrag waarin hij zo’n Brusselse inperking van de vrijheid van meningsuiting accepteert, dan moet hij door de kamer teruggestuurd worden en vervolgens uit zijn functie worden ontheven. Ik ben erbij, dan, op het Malieveld. Als er ooit nog een Nederlandse politicus in de Tweede Kamer pleit voor het heroverwegen van het juridische fundament waarop ons vrije debat rust, dan verdient deze persoon hoon, en electorale marginalisering. Meningen zijn niet het terrein van de rechtbank, en wansmaak hoort niet in het wetboek van strafrecht. Ik zou er zo voor de straat op gaan, indien nodig.
Geen juridische mitsen en maren, wel discussie
Bij de vrijheid van meningsuiting hoort geen ‘maar’, is het dogma, en dat is natuurlijk zo klaar als een klontje. De vrijheid van meningsuiting is een fundamenteel grondrecht, waar lang voor gevochten is en waaraan we nooit en te nimmer moeten tornen, al helemaal niet onder druk van idioten die in geuite meningen aanleiding zien om diplomaten om te leggen, ambassades te bestormen of onschuldigen te belagen. Volgens mij is zo’n beetje iedereen het hierover ook wel eens – waar je ook staat in de perceptie van de gebeurtenissen: of je nu vindt dat er op het moment wel heel erg overdreven geprovoceerd wordt of dat we nooit en te nimmer mogen buigen voor extremisten, niemand haalt het in zijn hoofd voor te stellen om dan de wet maar aan te passen zodat de productie of verspreiding van nodeloos provocerende haatsatire moeilijker gemaakt of zelfs verboden wordt. Zelfs Martin Schulz niet.
Maar wat de vrijheid van meningsuiting natuurlijk helegaar niet betekent is dat iedere geuite mening dan maar door Jan en alleman op handen moet worden gedragen omdat alles nou eenmaal maar gezegd moet kunnen worden. Het staat ons, goddank, vrij om geuite meningen walgelijk te vinden. Het staat ons vrij de makers ervan weg te zetten als stompzinigge idioten. Niemand hoeft de productie en distributie van een haatzaaiende prutsfilm te verdedigen op het moment dat extremistische korte lontjes er boos om worden.
Het staat iedereen vrij de productie en distributie van dit soort drek zorgelijk te vinden. Dat geldt voor burgers, maar dat geldt ook voor overheden. Want net zo min als je druk maken om comazuipen betekent dat je voorstander bent van een alcoholverbod, betekent je zorgen maken om bepaalde uitingen niet per se dat je vindt dat die uitingen dan maar verboden moeten worden. Sterker: als uitingen en hun distributie zulke verreikende veiligheidsconsequenties hebben als nu het geval lijkt te zijn, zou een overheid die zichzelf verbiedt zich daar zorgen om te maken simpelweg zijn taak niet goed doen. De vrijheid van meningsuiting impliceert immers geen dwangmatige ontkenning dat uitingen vervelende gevolgen kunnen hebben.
Het dilemma van de derde persoon
Daar zit ook nog een ander aspect aan. De facto betekent de vrijheid van meningsuiting dat een individu niet vervolgd kan worden om uitspraken die hij doet, en dat de staat hem zou moeten beschermen tegen wandaden die volgen als reactie op zijn uitspraken. Dat is goed. Maar zo’n wet heeft ook grenzen. Waar de vrijheid van meningsuiting geen oog voor heeft, zijn derden. Derden zijn onschuldige burgers, die nergens iets mee te maken hebben, maar die te maken kunnen krijgen met de ongerichte woede van anderen die hen met de onwelgevallige mening associeren. In dit geval: westerse burgers in de Arabische wereld. Journalisten. Diplomaten. Expats.
Het is natuurlijk prima dat mensen zelf geen consequentie mogen ondervinden van de door hen geuite mening, maar hoe zit dat eigenlijk met anderen? En moet je dat niet meewegen als je nadenkt over wat je al dan niet naar buiten gaat brengen? Maakt dat het niet ook een stuk begrijpelijker dat internationale leiders zich geroepen voelen om zich distantiëren van zo’n film en de wereld blijk geven van hun zorg? Met andere woorden: hoe ver mag je – ethisch gezien – gaan in het verdedigen van de vrijheid van meningsuiting als je daardoor een vuurtje opstookt waar anderen dan jijzelf het slachtoffer van kunnen worden?
Principieel blijven, vanuit je leunstoel in het Vrije Westen, is ontzettend makkelijk, maar je kan niet ontkennen dat hier een moeilijk – en misschien wel onoplosbaar – dilemma ligt: jezelf muilkorven betekent toegeven aan druk van extremisten, en waar houdt het dan op, maar principieel en expliciet de hakken in het zand zetten betekent, simpelweg, dat je het leven van anderen in gevaar brengt. Wat mij zorgen baart, is dat we zo geïndoctrineerd zijn door het frame van de extremisten, dat we ons heel druk maken over het muilkorven, maar niet over de andere kant van de medaille. Waar is het zo mis gegaan, in het debat, dat we wel oog hebben voor principes, maar niet voor mensenlevens? Heeft Al Qaeida dan toch gewoon gewonnen?
Afbeelding: Mohammed CJ