De toename in hogeropgeleiden is funest voor de ‘kenniseconomie’

08-10-2012 16:12

De ambitie van de Europese onderwijsraad is om ervoor te zorgen dat in ieder EU-land minstens 40 procent van de inwoners hoogopgeleid is. Nederland neemt een leidende positie in het nastreven van dit doel met maar liefst 41,1 procent hoogopgeleiden in de bevolking van 30 t/m 34 jaar in 2010. Als het aan de regering ligt wordt dit percentage nog wat verder opgehoogd in de komende jaren. Dit beleid heeft echter tot gevolg dat het onderwijs in ons land achteruitgaat en dat kan wel eens de nekslag worden voor de door Den Haag zo geprezen ‘kenniseconomie’.

De ’40 procentnorm’ is bedacht om de bevolking als geheel intelligenter te maken en het niveau van het onderwijs te verhogen. Op zich een nobel doel, maar men gaat voorbij aan het feit dat in een poging deze ambitie waar te maken een verkapte vorm van cijferinflatie intreedt.

Intelligentiedrempel
Stel je voor dat je de hele populatie, van het laagste vmbo-niveau tot aan de universiteit, een soort Citotoets zou laten maken. De vmbo-studenten zullen logischerwijs relatief laag scoren en de wo-studenten relatief hoog. Daartussen zal een hele groep studenten zitten die gemiddeld scoort. Aangezien je miljoenen resultaten bekijkt kan je ervan uitgaan dat deze min of meer normaal verdeeld zijn. Ieder onderwijsniveau heeft een ‘intelligentiedrempel’: de minimale score die nodig om het bepaalde niveau te kunnen volgen en succesvol af te ronden.

Om het aantal hoogopgeleiden op te schroeven zijn twee mogelijkheden: de bevolking slimmer maken, of de intelligentiedrempel omlaag halen, zodat meer studenten het hoger onderwijs aankunnen. De eerste methode is vrijwel onmogelijk te bereiken binnen één generatie; intelligentieniveaus over een hele populatie stijgen maar heel mondjesmaat. De tweede optie is echter binnen een paar jaar te bereiken. Door de intelligentiedrempel van het hoger onderwijs te verlagen wordt dit niveau opeens voor veel meer mensen haalbaar. Echter moet daarbij wel opgemerkt worden dat de opleidingen makkelijker worden en de gemiddelde ho-student dommer. Dat is inherent aan deze processen.

Ambities van de Europese Unie

De 40 procentnorm zorgt ervoor dat het niveau van het hoger onderwijs (in eerste instantie waarschijnlijk het hbo, maar later zonder twijfel ook het wo) omlaag moet om al die nieuwe studenten aan de onderkant de eindstreep te laten halen. De grote verliezers zijn de hoogvliegers die dit land zo hard nodig heeft. Zij worden niet genoeg uitgedaagd en zullen gaan onderpresteren. Dit is een bekend verschijnsel. Hoe nobel de ambities van de Europese Unie ook zijn, ze zullen er enkel voor zorgen dat het onderwijsniveau langzaam maar zeker onderuit gaat.

Wat Nederland nodig heeft is juist een versmalling van het hoger onderwijs. Minder leerlingen naar het vwo en het havo; minder studenten naar de universiteit en het hbo. Dit heeft tot gevolg dat studenten gemotiveerder zijn en gemiddeld meer intellectuele capaciteiten hebben. Dat biedt docenten de mogelijkheid meer stof te behandelen en er ook nog eens dieper op in te gaan.

Capabele beleidsmakers
Hoeveel studenten vinden we niet op het hbo die eigenlijk veel beter op hun plek zijn op een mbo-opleiding? En hoeveel studenten lopen de kantjes ervan af op de universiteit en houden de boel eigenlijk alleen maar op? Als we onze kenniseconomie (ik ben geen fan van het woord, maar toch) een dienst willen bewijzen kunnen we die studenten het best een niveau lager laten studeren zodat de gemotiveerden onder hen kunnen uitblinken. Dan zijn er ook geen wiskundetoetsen aan technische universiteiten meer nodig vanwege het belabberde niveau en heb je tegen de tijd dat je afgestudeerd bent meer kennis tot je kunnen nemen.

En misschien, heel misschien, zouden we dan zelfs capabele beleidsmakers kunnen leveren.

De auteur is student International Business in Groningen.