De slooporgie in Haren, de anti-islamfilm Innocence of Muslims en Britse rechtszaken tegen belediging op social media maakten veel mediagerelateerde kwesties weer actueel. Welke verantwoordelijkheid heeft een filmmaker, een journalist, een medium, een platform? Wanneer is of wordt een gebeurtenis nieuws? Deze en verwante vragen zijn uitputtend beantwoord, soms evenwichtig, uitgebreid en eloquent, soms slap of zonder echte gevolgtrekking. Toch raken al deze antwoorden niet kern van de zaak.
De boze moslims en zelfs Obama vonden dat de film te ver ging. Sommige Nederlanders waren naar aanleiding van Project X van mening dat media soms maar niet moesten berichten om ellende te voorkomen. En in het Verenigd Koninkrijk gaan stemmen op om social media-gebruikers te dwingen hun taal te kuisen. Het komt in de grond dus neer op de vragen of je alles mag zeggen en zo ja, of je alles ook móet zeggen.
De tweede vraag is eenvoudig te beantwoorden met een categorisch “nee”: soms is zwijgen simpelweg wijzer, tactvoller, vriendelijker of productiever. Op de eerste vraag, “mag je alles zeggen”, is het antwoord eveneens ontkennend, althans: volgens de Nederlandse wet. Het zinnetje “behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet” maakt dat discriminatoire, racistische, majesteitsschennende en smalend godslasterende uitingen allemaal verboden zijn. En daar gaat het dus finaal mis. Want, zo is mijn sterke overtuiging, in een volwassen democratische samenleving is geen plaats voor beperking van de uitingsvrijheid. Ik zeg met opzet uitingsvrijheid en geen vrijheid van meningsuiting of persvrijheid om te benadrukken dat ik elke uiting in elke vorm bedoel, niet slechts opinies of gedrukte tekst.
STINKNEGERS!
Vooropgesteld: racistische, discriminerende, lompe taal kan smakeloos en aanstootgevend zijn. Ze kan overigens ook erg grappig zijn. En toeval of niet, de uitingsvrijheid is door twee Nederlandse komieken (Hans Teeuwen en Theo Maassen) bijzonder welsprekend verdedigd. Maar smakeloos, aanstootgevend of hilarisch: de burger kan dat oordeel zelf maken en hoeft niet bij de hand genomen door een grondwettelijke bepaling. Tenzij we van mening zijn dat wij allen stiekeme racisten zijn die de onbedwingbare impuls hebben om voortdurend als een Tourette-patiënt “STINKNEGERS! ROTJODEN! SMERIGE HOMOFIELEN!” te schreeuwen.
En al was het zo. Al waren wij allemaal enorme vuilbekken en barstte het in de openbare ruimte van de slecht geschreven, smakeloze, racistische bagger: democratie is nu eenmaal niet voor kleine huilebalken. Dat betekent niet dat er geen grenzen zijn. Fysiek geweld verdient een streng verbod omdat een gebrek daaraan wezenlijke schade toebrengt. Voor uitingen ontbreekt deze wezenlijke schade mijns inziens. Natuurlijk, het is prettig om respect te krijgen en nee, het is niet fijn om beledigd te worden. Maar al op de basisschool leer je “schelden doet geen pijn”. Op dat moment misschien nog een schrale troost, maar terwijl je opgroeit leer je als het goed is omgaan met verbale belediging: je ontwikkelt een dikkere huid. Jeff Jarvis tweette het vrij aardig: I say to the offended what I say to those who claim oversharing: the problem is overlistening.
Grondwettelijk gesteund taboe
Bovendien vereist een democratie de vrije uitwisseling van informatie, ideeën en opvattingen, ideeën en opvattingen die vaak fundamenteel van elkaar verschillen. Dat kan er heftig aantoe gaan. De meest voor de hand liggende respons is dan het met geweld bestrijden van alles wat anders is dan jijzelf, inclusief die uitingen en standpunten die je aanstootgevend acht. Maar dat is een zwaktebod en zoals gesteld, terecht verboden. Nee, in een volwassen democratische samenleving strijden alle burgers voor het recht van iedereen op zijn eigen gedachten, ideeën en opinies én voor het recht op de openbaarmaking daarvan – hoe verwerpelijk of onjuist die ideeën ook mogen zijn. Juist als we de macht hebben om het andere, het vreemde, het storende de kop in te drukken moeten we strijden om eraan ruimte te bieden. Een beetje zoals Noam Chomsky het zei en zoals het vaak onterecht aan Voltaire wordt toegeschreven.
Naast onnodig zijn beperkingen aan de uitingsvrijheid ook nutteloos. Bezoekt u voor de grap eens het forum van Stormfront. Of de meestertrollen van 4chan/b/. Het belangrijkste effect van een grondwettelijk gesteund taboe op bepaalde uitingen is dat die uitingen ondergronds gaan of binnenskamers blijven – waar de mogelijkheden om een tegenargument te bieden een stuk beperkter zijn. Wettelijke beperkingen aan de uitingsvrijheid zijn zodoende zowel onnodig als nutteloos: volwassenen moeten kunnen omgaan met belediging, dienen de vrijheid die zij genieten ook aan anderen te gunnen en zullen, verbod of niet, toch wel een weg vinden om zich te uiten.
First amendment
Maar wettelijke beperkingen zijn niet alleen nutteloos en onnodig: zij zijn ook principieel onwenselijk. Want op het moment dat een overheid zich bemoeit met het acceptabele, met de goede smaak of met het betamelijke, en dit bovendien vastlegt in wetteksten – laat staan grondwetteksten – overschrijdt zij een belangrijke grens. De lelijke gevolgen hiervan zijn ook hier in Argentinië steeds duidelijker zichtbaar. Het argument tegen overheidsinmenging in de gedachten, woorden en publicaties van haar burgers is wellicht het best verwoord in een vonnis van het Amerikaanse Supreme Court over de kracht van hun First Amendment. Met name sinds de jaren zestig is dat amendement in de Verenigde Staten zeer goed beschermd – zie hier een zeer interessant vertoog van wederom Chomsky daarover – en hoewel ongelukkig genoeg ook in de Amerikaanse jurisprudentie uitzonderingen op de uitingsvrijheid zijn ontstaan, slaat het erudiete citaat de spijker met volle kracht op zijn kop:
“When a student first encounters our free speech jurisprudence, he or she might think it is influenced by the philosophy that one idea is as good as any other, and that in art and literature objective standards of style, taste, decorum, beauty, and esthetics are deemed by the Constitution to be inappropriate, indeed unattainable. Quite the opposite is true. The Constitution no more enforces a relativistic philosophy or moral nihilism than it does any other point of view. The Constitution exists precisely so that opinions and judgments, including esthetic and moral judgments about art and literature, can be formed, tested, and expressed. What the Constitution says is that these judgments are for the individual to make, not for the Government to decree, even with the mandate or approval of a majority. Technology expands the capacity to choose; and it denies the potential of this revolution if we assume the Government is best positioned to make these choices for us.” (bron)
Aartsluie kutnegers
Beperkingen van de uitingsvrijheid hebben in een volwassen democratische samenleving geen plaats. De vrije uiting van spraak zal evenzeer schitterende als lelijke voorbeelden voorbrengen, maar het is niet aan de overheid om voor haar burgers te bepalen waar de grenzen liggen. Voor nu zitten we in Nederland opgescheept met een gemankeerde grondwet die mij het vrij uiten belet. Ik zal jullie daarom niet allemaal een stelletje gierige achterbakse kankerkaasboeren, stinkende besnorde suçuk-Turken, baanstelende Oostblokkarpatenkoppen, bebontkraagde kleptomane Rifratten en vleziggelipte aartsluie kutnegers noemen. Ik zal ook niet zeggen dat ik jullie ga vermoorden met mijn handgranaat. Of dat de Micronesiërs beter zijn dan alle anderen. Maar ik denk het stiekem lekker wel, want gelukkig kan geen verbod dit voorkomen: die Gedanken sind frei.
P.S. Mocht u zich door de inhoud van dit stuk gekwetst of beledigd voelen: vrees niet, dat gaat vanzelf over. Laat u zich ondertussen lekker gaan in de comments, bestrijdt u mij te vuur en te zwaard – maar kiest u toch het figuurlijke vuur: schrijft u een vlammend tegenbetoog. En beseft u bovendien dat de macht van het zwaard altijd zal onderdoen voor die van de pen, hoezeer een overheid ook probeert met zijn Tipp-Ex over het geschrevene heen te kalken.
Cc-afbeelding: Quadell