Afgelopen zondag is mijn vriend Buster dood gevonden bij het talud van een brug. Ik kende hem van het Willem Arntszhuis aan de Lange Nieuwstraat in Utrecht. Een decennium geleden was ik daar zo’n beetje kind aan huis. Het gaat al jaren goed met me, maar omdat zowel mijn psychotherapeute als de stagiair psychiater die het vak op mij mag oefenen daar zitten, kom ik er wekelijks. Na sessie mag ik graag het rookhok van de open afdeling binnenlopen. Ik hou van het sfeertje in dat hok. Van de brandgaten en de koffievlekken. Van de draaideurklanten die me kennen en shagjes van me bietsen. Van “wij zijn gek maar die verpleeglui daar achter het glas zijn nog veel gekker.” Van de inktzwarte grappen over dood, verderf en verlies van alles wat je dierbaar is.
Buster was goed in die grappen. Hij was ook niet echt ‘gek’. Hij zat oeverloos en tijdloos opgenomen in het W.A. huis, een reiziger zonder documenten op een vreemd vliegveld, omdat niemand eigenlijk goed wist wat er mis was met hem. Ja: hij wilde dingen doodmaken. Maar dat wil elke vent wel eens. Busters probleem was echter dat hij de hele dag, non-stop, dingen dood wilde maken. Op een slechte dag alles wat hij zag: mensen, dieren, schattige baby’s, eendjes. Hij zag daar ook beelden bij. Geen pilletje hielp. Dus hij zat daar maar in die rookkamer, zichzelf in bedwang te houden. Op slechte dagen was hij afwezig. Druk met de neiging te onderdrukken jouw bloed te laten vloeien.
De jager van de stam
Mijn vriend was een schat van een jongen. Knap, slim, welbespraakt, hoogopgeleid. Mijn privétheorie over jongens als hij is deze: Buster wilde, om te beginnen, dingen doodmaken omdat hij daar keigoed in was. Ging je tafelvoetballen met Buster: je werd geslacht. Wham bam bam 18 – 0. Ik heb nog nooit iemand gezien met zulke reflexen. Mijn diagnose: overactieve jachtmodule. In vroeger tijden in een beestenvel was Buster misschien wel de beste jager van de stam geweest. Behoefde om dingen dood te maken? Ging-ie gewoon even het bos in en kwam helemaal ontspannen met iets doods terug. Vrouwtje blij, hij blij, stam blij.
De indiaan en de Vooroudergeest
In dit Nederland zijn we tegen jagen. Want jagers zijn barbaren met gekke hoedjes die helemaal niet begrijpen hoeveel pijn een zielig hertje of zwijntje heeft als het harteloos wordt afgeknald. Toevallig ken ik een paar jagers. Ik heb een tijdje gewerkt in Suriname, district Sipaliwini. Vlees haalden we uit het bos. De beste jager waarmee ik het voorrecht heb gehad samen te werken is een Arowak-indiaan die Guno Sabajo heet. Guno is net een dier. Het duurt een paar dagen voor hij je in de ogen durft te kijken. Maar dan kijk je ook recht het oerwoud in: vanuit die diepe, pikzwarte ogen kijkt elke beest dat in het woud leeft je aan. Soms gaan die ogen fel glanzen. Dan is het vlees op en gaat Guno op jacht. Ik mocht wel eens mee. Altijd als Guno zijn kuriaku (Mazama gouazoubira), powisi (Crax alector), goudhaas (Dasyprocta leporina) of ander dier met een genadig snelle haal de keel doorsneed, dankte hij de Vooroudergeest van dat dier hardop voor het vlees, voor het vet en voor het merg.
Ik hou van felle jagersogen. Het verschil is alleen: bij Guno stonden de ogen meestal op rust, bij Buster nooit. Daarom hadden we plannen. We zouden samen het bos ingaan. Met zelfgemaakte speren jagen op imaginaire dieren. Dansen met dat overactieve jachtinstinct van hem. Het heeft niet zover mogen komen.
Luchtkoeling was niet genoeg
Er is inmiddels meer bekend over de doodsoorzaak: onderkoeling en bloedverlies door verwondingen. Of Buster zichzelf heeft verwond is nog onduidelijk, hij kan gevallen zijn. Duidelijk is wel dat hij het water is ingelopen afgelopen zaterdag. Toen het vroor. Buster liep wel vaker zonder jas naar buiten. Om wat af te koelen, om die moordneigingen in zijn hoofd wat te verdoven. Het moet wel heel bloederig geweest zijn in dat koppie van hem, dat luchtkoeling alleen niet genoeg was. Dat-ie zichzelf misschien wel met stenen heeft geslagen om de Jager-God in zijn hoofd een beetje te sussen.
Toen zijn borst open lag op de autopsietafel bleek dat de aorta van Buster voor tachtig procent dichtgeslibt was. Volgens de dienstdoende patholoog-anatoom had hij, als hij nu nog in leven zou zijn, vanwege die aorta binnenkort een hartaanval gekregen. Toen ik dat las, had ik even een visioen: Buster in een ziekenhuisbed, platgespoten, onder de morfine, tussen de bossen bloemen, vrienden en familie aan zijn bed. En dat zijn ogen op rust stonden.
Rust zacht Buster. Rust, rust zacht.