Ik had me er in zekere zin op verheugd, op het lezen van Hamburgers in het paradijs. Louise Fresco is toch een vooraanstaand expert op het gebied van voedsel en de wereldvoedselvoorziening. Met een indrukwekkende carrière. En ze heeft ervaring als columnist. Wanneer zij dus een vuistdik boek schrijft met als ondertitel Voedsel in tijden van schaarste en overvloed, dan mogen we iets bijzonders verwachten. En het is iets bijzonders. Bijzonder irritant.
Niet vanwege de denigrerende opmerkingen over bijvoorbeeld vegetariërs en alternatieve landbouw. Ieder zijn mening (al is die mening in dit geval volgens sommige critici onvermijdelijk in verband met haar nauwe banden met Wageningen en de voedingsmiddelenindustrie). Ook niet vanwege de voortdurend opduikende uitstapjes naar de Bijbel. Want daar blijkt ook steeds weer iets interessants over eten in te staan.
Gruwelijke stijl
Mevrouw Fresco is joods en dat zullen we weten. Nee, wat ècht irriteert is ten eerste het gebrek aan structuur, de voortdurende herhalingen, de eeuwig wederkerende flauwe bespiegelingetjes. En ten tweede, en dat vooral: de gruwelijke stijl. Steeds bleef ik weer hangen, praktisch om de andere zin. Steeds weer steeg die irritatie: wat staat daar nou? Ik neem een willekeurige pagina, nummer 130. Eerste zin:
‘De verspreiding van zuivelproducten varieert afhankelijk van de beschikbaarheid van melkgevende dieren en de daaraan gerelateerde mogelijkheid tot het verteren van melk.’
Wat staat hier in vredesnaam? Verspreiding van zuivelproducten, wat bedoelt Fresco? Door de melkboer? En die beschikbaarheid, worden daarmee wilde dieren bedoeld? Maar moeten die niet eerst gefokt of veredeld worden? En hoezo is de mogelijkheid melk te verteren daaraan ‘gerelateerd’?
We lezen verder:
‘Geitenmelk bevat minder lactose dan koemelk.’
Waar gaat dit naartoe? Niet naar de geit.
‘Ook bewaarbaarheid speelt een rol.’
Ehhh… een rol waarin?
‘Dat verklaart de oude voorkeur voor kaas, die anders niets anders is dan omgezette melk.’
Oude voorkeur? Hoe bedoelt ze?
‘Mogelijk werd kaas toevallig ontdekt door het vervoer van melk in de magen van geslachte dieren waarin nog stremsel (eigenlijk het enzyme chymosine) aanwezig was. Archeologische resten van zeefjes doen vermoeden dat kaas mogelijk al meer dan 5000 jaar geleden bekend was in de Alpen.’
Leuk, maar bewijst dat een ‘oude voorkeur’? De eerste domesticaties van huisdieren (geit, schaap – melkgevers dus) zijn nog eens 5000 jaar ouder. Hoe dan ook, ze keert daarna ineens terug naar een eerder thema:
‘Kortom, de hoeveelheid, kwaliteit en opneembaarheid van een aantal essentiële voedingsstoffen (…) zijn groter in dierlijke producten dan in plantaardige.’
Gruwelijke stijl. Hier lees je dus opneembaarheid in dierlijke producten. En dan volgt weer:
‘Dankzij onze bijna ononderbroken voorkeur voor vlees en vis zijn wij mensen steeds groter geworden, met lange botten en een breed skelet, met meer weerstand tegen ziekten en met meer fysieke kracht en betere kansen voor pasgeboren baby’s.’
Dat vleeseters gezond worden van vlees eten, is uiteraard een open deur. Dat onze evolutie veel te danken zou hebben aan vleesconsumptie is aannemelijk, maar niet meer dan een hypothese. En bedenk: chimpansees zijn sterker dan een mens. Wat is trouwens een breed skelet? En wat weten we van de evolutie van onze weerstand?
‘In die zin is de consumptie van dierlijke producten zonder twijfel een succes geweest.’
Zonder twijfel? Wat weten we zo zeker? En een succes? Is de mens het succesnummer van de evolutie? Waren wij het doel van de evolutie?
‘Maar we weten dat de resultaten behaald in het verleden bepaald geen garantie bieden voor de toekomst. Dat geldt ook voor vlees (en vis).’
Is vlees een resultaat?
Aaneenschakeling van nauwelijks samenhangende passages
We zijn hiermee halverwege pagina 130, en op zo’n moment is het leesplezier bij mij volledig verdwenen. Hamburgers in het paradijs is één aaneenschakeling van nauwelijks samenhangende passages, vol met dan weer kinderachtige, dan weer duistere, dan weer knarsende, dan weer raadselachtige zinnen. Ik blader bozig verder:
Pagina 133: ‘Als biologische soort beperken mensen zich slechts tot een fractie van alle beschikbare bronnen aan dierlijke eiwitten.’
Waarom dat ‘als biologische soort’? Zijn er niet-biologische soorten? Waarom dat ‘slechts’? Waar komt dan ‘aan’ vandaan?
Pagina 135, mijn oog valt op: ‘De culturele voorkeur voor het eten van vlees geldt in mindere mate voor vrouwen dan voor mannen.’
Hebben vlees etende vrouwen minder last van culturele voorkeur?
Pagina 137, over rein en onrein voedsel: ‘Dat wij ook vandaag de dag nog vergelijkbare classificaties kennen, blijkt wel uit de Nederlandse uitdrukking: “Het is vlees noch vis.”’
Stamppotproza
Nee. Ten eerste bewijzen uitdrukkingen bijzonder weinig. (“Kind noch kraai” bewijst niet dat we graag kraaien als huisdieren houden), en ten tweede zegt deze uitdrukking alleen maar dat iets tot geen duidelijke categorie behoort – het is geen afwijzing van wat voor eten dan ook.
Ik hou op. Ik verveel u. Dat boek gooi ik in een hoek. Ik vrees dat de redacteur van uitgeverij Bert Bakker zijn tanden stukgebeten heeft op het stamppotproza van Fresco. Met helaas nog steeds een onverteerbaar resultaat. Hoe jammer.
Louise Fresco, Hamburgers in het paradijs. Voedsel in tijden van schaarste en overvloed. Uitgeverij Bert Bakker, € 24,95.