Als er ergens in Nederland een verwaarloosde puppy wordt gevonden is er een grote kans dat de kranten erover berichten. Mensen sturen hun vurige reacties via Twitter, Facebook, Hyves, of op de ouderwetse manier met een handgeschreven brief. Dit is ook terecht en zeker niet overdreven. Naar mijn mening kan het ontwikkelingsniveau van een maatschappij mede worden bepaald door te kijken naar hoe het met dieren omgaat. Ook op individueel niveau trek ik bepaalde conclusies; ik ben dan geen psycholoog, maar iemand die dieren bewust onnodig pijn doet staat bij mij onder het hoofdstukje psychopaat. Ik schat dat tot dusverre 75 procent van de lezers het eens is met mij. Hoe kan het dan zijn dat de grote meerderheid van de consumenten nog steeds spullen koopt waar ontzettend veel dierenleed aan kleeft?
Distinctie maken
Het doel in het doden van een dier is belangrijk; zo is voedselproductie belangrijker dan mode. De één is essentieel de ander absoluut niet (vroeger wel want er was geen alternatief voor bont om bijvoorbeeld een warme jas te maken). Dit betekent echter niet dat de dieren die als voedsel dienen niet goed behandeld moeten worden. In Europa is er veel verbeterd op dit gebied, maar nog lang niet genoeg. Met name de reis van de boerderij naar de slachtbank laat nog te wensen over. Maar dierenleed in de voedselindustrie is complexer (ruimte, kosten, groei wereldpopulatie, en zo verder) en vraagt dus om een andere aanpak. Ik wil in deze column alleen het dierenleed veroorzaakt door de modewereld (met de focus op bont) aan de kaak stellen, maar dit betekent niet dat ik geen oog heb voor wat er in de voedselindustrie plaats vindt.
Wat is er aan de hand?
U vraagt zich wellicht af waarom een financieel columnist zich nu uitlaat over onnodig dierenleed. In eerste instantie omdat ik veel te weinig erover kan vinden in de kranten, behalve dan de sporadische redding van een mishandeld dier. Er is bijna niets te vinden over geïndustrialiseerd onnodig dierenleed om de consument van waardeloze spullen te voorzien. Ik denk dat dit deels te maken heeft met de wat extreme uitingen van dierenactivisten (rode verfbommen, inbraak, geweld, et cetera) waardoor het onderwerp alleen in radicale hoek genoeg aandacht lijkt te krijgen. Maar ik schrijf deze column natuurlijk ook omdat ik begaan ben met het lot van dieren. Deze empathie met dieren kreeg ik toen ik op zesjarige leeftijd een beruchte documentaire over een kudde olifanten zag. De documentaire eindigde in een moeder olifant die haar jong beschermt door een charge uit te voeren richting de stropers nadat de het alfa mannetje al was afgeschoten. De laatste beelden waren van een veld vol met olifantenkarkassen en het afzagen van de ivoren slagtanden door de stropers, terwijl er een olifantenkalfje in de nabijheid schreeuwt om zijn moeder (en het karkas daarna niet meer wil verlaten). De beelden staan nog steeds in mijn geheugen gegrift. Verder doe ik het ook omdat ik overtuigd ben dat wij burgers in Nederland dit onnodige dierenleed een halt toe kunnen roepen.
Informatie is de sleutel
Veel consumenten weten niet dat het bontkraagje van (bijvoorbeeld) hun Gaastra jas gemaakt is van een wasbeerhond. Om de modieuze make-over TV format aan te houden kunt u een foto vóór en een filmpje van ná de “metamorfose” zien (waarschuwing: filmpje is echt schokkend). Hoeveel consumenten, denkt u, zouden na het zien van het filmpje nog een jas met een (Chinese) bontkraag willen kopen? Buiten de psychopaten, denk ik toch echt nul komma nul. Informatie over een product is dus de sleutel tot een ommekeer in deze ellende.
Concrete voorstellen
Het is dus zaak om te zorgen dat deze informatie de consument dan ook bereikt. Allereerst zou een winkel die bont verkoopt een sticker op het etalageraam moeten hebben waarop een realistische “voor en na” foto staat van bijvoorbeeld een wasbeerhond met een tekst dat hier bont wordt verkocht waarvan niet is te achterhalen of dat onnodig veel dierenleed heeft veroorzaakt. Verder zouden producten waar bont of andere dierenmaterialen duidelijk vermeld moeten staan op een los label (dus niet zo’n priegelding in de kraag, maar een label van 10cm bij 5cm) en of het bewezen is dat hierbij geen onnodig veel dierenleed heeft plaatsgevonden. Supermarkten hebben bijvoorbeeld een dierenleed rating systeem voor vlees, dit zou ook voor kleren gemaakt kunnen worden. Hiermee zullen veel winkels afzien van het verkopen van bont. Mochten er dan toch winkels zijn, dan is het nog maar de vraag of de consument er wel wil winkelen.
Europese bontfokkers de oplossing?
Maar ja, wat is dan “onnodig veel dierenleed”? Het afmaken van een dier zal altijd gepaard gaan met pijn, dus hoe nu verder? Op korte termijn moet het dierenleed zo snel mogelijk beperkt worden terwijl op lange termijn er een totale vraaguitval van bont bewerkstelligd moet worden. Ik was dan ook een beetje verbaasd dat de dierenrechten organisaties keihard hebben gelobbyd om bontfokkerijen in Europa te verbieden. Deze fokkerijen waren aan bepaalde regels onderworpen waardoor ze in ieder geval minder leed veroorzaakten dan wat u in het filmpje heeft kunnen zien. Waren de regels streng genoeg? Nee, maar er was tenminste een “minder dierenleed” alternatief voor de winkelier en de consument.
Nu dat het leven van deze fokkerijen bijna onmogelijk is gemaakt, wordt het tekort aan bont uit landen zoals China gehaald. In dat land valt door ons niets te reguleren laat staan te controleren. In dit geval heb ik liever Europese bontfokkerijen waar stringente regels opgelegd kunnen worden en waarop ook toezicht mogelijk is. Ben ik hier blij mee? Nee, natuurlijk niet, maar, for the time being, kan het bont uit China van de Europese markt houden. Winkeliers mogen dan andere labels en stickers voeren die minder heftig zijn zodat de consument duidelijker kan kiezen tussen Europees bont en dierenleed bont. Is er dan helemaal geen dierenleed meer? Jawel, maar een groot deel van het onnodige leed kan door Europese fokkers worden voorkomen.
De oplossing
Het is dus zaak allereerst een alternatief te bieden voor de winkeliers en de consument. Europese bontfokkers zijn dan een tussentijdse oplossing. Voor de lange termijn moet de informatie over ‘goed gefokt’ versus ‘slecht gefokt’ bont in de etalage en op de labels voor een omslag zorgen bij de consument. Uiteindelijk zal dit (hopelijk) resulteren in een totale bontvraaguitval bij de consument. Dit is ook precies waar het om draait. Consumenten kunnen vinden dat de overheid de hele bontindustrie moet reguleren dan wel verbieden, maar dit is uiteindelijk allemaal overbodig als wij, de consument, het gewoon niet en nooit meer kopen. Wacht dus niet tot de overheid wat doet, maar doe er zelf wat aan door nooit bont te kopen (dus ook bij twijfel echt/niet echt).