Cult

Feuilleton: De Dakloze Lente (1)

13-11-2012 14:55

Het was net zo’n hete lente als het jaar waarin jij geboren bent. Al in de eerste dagen van maart lagen op het Champ de Mars meisjes in witte opbollende shirts te zonnebaden. Cadetten van de militaire academie oefenden hun gezag door, vinger losjes op de trekker van een mitrailleur, voetballertjes te dwingen hun shirts weer aan te trekken.

Bleke Britten dachten zich alles te kunnen veroorloven. Ze werden ‘s middags al dronken, als ze met roodverbrande dikke buik in het park lagen en goedkope blikken Pelforth of Stella Artois dronken. Maar de jonge soldaten hadden hun instructies gekregen. Geen blote buiken op ons gazon, het was de wet van Parijs. De cadetten hadden vanochtend van hun sergeant opdracht gekregen die wet te handhaven. Parijs moest de stad van nette liefde zijn, van in pak gestoken grijze mannen die hun in slanke avondjurk gestoken gebruinde vrouwen mee uit eten namen, de stad van stelletjes die koffie dronken in de serre van een café, terwijl de man de krant leest en de vrouw verveeld voor zich uitkijkt. Deze regels moesten worden nageleefd, anders was het inpakken en wegwezen. Toeristen werden daarbij niet ontzien.

De winter was nog kouder dan het jaar waarin jij geboren bent. Alhoewel het bij jou aan de overkant van de oceaan altijd warmer is dan hier aan de Europese westkust.

Je bent geboren op een ander continent, in een ander land, met warmer weer.

Het was ijzig koud, die winter. Drie weken lang lag Parijs bedekt onder een paar centimeter sneeuw. Op het Place des Vosges was een fontein kapot gevroren. De verantwoordelijke parkwachter was ontslagen. De klootzak had de fontein allang uit moeten zetten, aldus de verklaring van het gemeentehuis.

Maar we moeten het de man niet kwalijk nemen. We werden allemaal overvallen door de kou.

Zo ook de daklozen. In zes weken tijd waren er zevenenzestig doodgevroren. De meesten van hen leefden in het Bois de Vincennes, een stadspark aan de oostkant van Parijs. Ze moeten door de bladerloze takken van hun bomen een kraakheldere sterrenhemel hebben gezien, waarna ze in een laatste lichte slaap bezweken.

De daklozen vroegen hulp, en kregen goulashsoep van het Leger des Heils. Zouden de voorzieningen voor de daklozen niet beter worden, aldus hun jonge woordvoerster, een slanke vrouw met lang zwart piekhaar, dan zouden de daklozen tot staking overgaan. Toen verdere hulp uitbleef – wat zou de gemeente ook kunnen doen? – besloten de daklozen onderdak te accepteren. Samenwerkende liefdadigheidsorganisaties zorgden voor stokken en zeil. En masse zetten de ‘sans abris‘ hun tenten op langs de Seine.

De Franse stakingsdrift had nu ook de werklozen bereikt.

Voor één dag en één nacht hielden de daklozen op dakloos te zijn. Dit was de eerste daklozen staking.

Het werd niet alleen heel snel koud, het werd ook snel warm. Het weer was uit balans. Al Gore, een Amerikaanse activist, zei dat dat kwam door het overmatig verbranden van benzine en kerosine. Anderen gaven de waterstromen La Niña en El Niño de schuld.

Misschien was het dat door het plotselinge warme weer veel daklozen uitdroogden. Of misschien hadden de daklozen, onopgemerkt tot een anoniem stadsdecor verworden, in de staking het instrument gevonden gezien te worden. Hoe dan ook, aan het begin van de lente werd de tweede daklozen staking uitgeroepen.

De lucht boven de wegen trilde van de zon die het asfalt deed smelten en verdampen. De ‘sans papiers’, illegalen uit West-Afrika, protesteerden tegen de plannen van president Sarkozy om hen allemaal, nog voor de herfst, het land uit te zetten. De protestmars krioelde door drommen toeristen heen, dook op de linkeroever een metrostation in, om op de rechteroever weer te voorschijn te komen. De illegale Afrikanen hielden bordjes in de lucht met daarop geschreven ‘wit papier is ook papier’.

Toeristen en forenzen liepen met oogkleppen door de gang van de metro en konden de protestgeluiden niet onderscheiden van het brommen van motoren en het geratel van de ondergrondse trein. Zo stroomde alles door elkaar heen. De daklozen hadden geen deel aan dit stromen en ronken. Voor een tweede keer in een jaar, zaten ze zwijgend en onbeweeglijk aan de oevers van de Seine.

Niemand gaf aandacht aan het tentenkamp. De staking was een herhaling van die in de winter, dus veel nieuws viel er niet te zien, behalve dat de zon een broeikas van de tentjes maakte. De meeste daklozen verzamelden zich dan ook in de schaduw van bomen, of in kleine parkjes. Dit was zoals daklozen het altijd al deden.

Het was deze lente dat ik keer op keer Marijke’s huis ontvluchtte en koos voor de bescherming van cafés waar werd gezongen en waar verhalen verteld werden. Ik maakte wandelingen zonder einde, op zoek naar een zwervende vrouw.

Dit is de eerste aflevering van ‘De Dakloze Lente’, een feuilleton dat vanaf nu iedere woensdag en zondag op DeJaap verschijnt.