Hans Laroes over de spion en de NOS

19-11-2012 17:11

In mijn boek ‘De Littekens van de Dag’ schrijf ik over pogingen van de Militaire Inlichtingen en Veiligheids Dienst om een NOS-correspondent te rekruteren. Hieronder een aantal passages uit hoofdstuk 7 (‘De Middelvinger van de Spindoctor’) over de poging van de ‘stille’. Opdat iedereen iets kan vinden van mijn afwegingen.

De correspondent klonk bezorgd, aan de telefoon.
-Als ik in Nederland ben, over een paar weken, moet ik echt met je praten, zei hij.
Ik hoorde aan de manier waarop hij sprak dat het geen zin had om meteen door te vragen, hoe nieuwsgierig ik ook was.
De meeste buitenlandse correspondenten hebben hun momenten van grote zenuwachtigheid. Vaak gaat het om hun positie en standplek, soms over geld, over een toevallig die keer bijzonder hoge telefoonrekening, een enkele keer over een Hilversumse chef of een eindredacteur.
Ze zijn individualisten, met alle voordelen van dien, en soms een enkel nadeeltje. Ze zitten meestal op eenmansposten, niet altijd wetend wat hun thuisredactie denkt en in welke richting die zich beweegt.
Het is geen permanente staat waarin de buitenlandse correspondent verkeert; het zijn momenten van twijfel, die de een meer heeft dan de ander, maar die ze allemaal kennen.
Het helpt altijd elkaar te zien en te spreken. Maar vooral, te laten weten dat we elkaar waarderen en dat ‘Hilversum’, of de hoofdredacteur, nog steeds van de correspondent houdt. Misschien ging het hier om, dat telefoontje. Misschien om een verhuizing op termijn.Misschien, toch ook, over geld. Of een andere baan, een aanbod van de concurrent. Maar dit ik moet met je praten klonk anders.

(-)

Soms moet je niet teveel doorvragen
Ik had geen idee wat te verwachten, toen de correspondent binnenkwam.
Hij begon een verhaal dat lang zou duren. Over een man die hij had leren kennen. Een ondernemer, eigenaar van bedrijfjes met puur Hollandse namen. Hij importeerde Nederlandse spullen. Hij bleek ook wel eens wat te weten van buiten zijn directe werk. Iets over dissidenten, over mensen die zich met mensenrechten bezighielden, over politieke activisten.
Hij fluisterde de correspondent wel eens wat in, liet wel eens wat lezen.
En enkele keer had de correspondent wat van die informatie kunnen gebruiken, in de vele maanden waarin ze elkaar leerden kennen en soms opzochten.
Maar nu had hij plots zijn andere gezicht getoond en de contacten gecompliceerd.
Hij zei dat hij voor de MIVD werkte. De Militaire Inlichtingen en Veiligheids Dienst. Zijn bedrijfjes waren dekmantels; hij verzamelde informatie voor ‘Den Haag’.
Daar had de correspondent toch maar mooi gebruik van gemaakt, dankzij hem, zei hij. Zou het niet mogelijk zijn, vroeg de man van de MIVD, om af en toe eens iets terug te doen?
De correspondent zuchtte. Had hij moeten weten dat er iets met de ondernemer was, toen die met heel andere informatie kwam. Maar ja, soms moet je niet al te veel doorvragen maar de ontvangen informatie gebruiken, als die een journalistiek doel dient.
Ik was het er volstrekt mee eens.

Heb je nee gezegd? vroeg ik.
-Ik heb nog niets gezegd, zei de correspondent. -Ik moet nog antwoord geven. Het is iets ingewikkelder.

De man van de MIVD had namelijk duidelijk gemaakt dat een ‘nee’ niet zomaar gegeven kon worden. Dat stelde hij niet op prijs. Hij wilde het natuurlijk liever niet, maar hij kon natuurlijk altijd laten uitlekken dat de correspondent wel voor de dienst werkte. Het was niet moeilijk, zo’n verhaal hier en daar te droppen.
Dan zou de correspondent alsnog zijn positie onmogelijk worden gemaakt, als de leugen rondging. Geen activist, geen dissident, zou nog willen praten. Geen overheidsfunctionaris zou nog de telefoon aannemen. Wie weet wat er nog meer zou kunnen gebeuren.
De correspondent zou een journalistieke paria zijn geworden, niet alleen op de plek waar hij nu werkte, maar op iedere volgende plek, zelfs op de eigen redactie. –Weten jullie wel dat er een stille voor je werkt?
Het leek een onoplosbare situatie. Ja zeggen zou van de correspondent een onbetrouwbare journalist maken, want een spion. Nee zeggen zou er toe kunnen leiden dat de correspondent in de ogen van ongeveer iedereen de spion zou worden die hij juist niet wilde zijn.
Het hengelen, inhalen, vieren en weer inhalen door de man van de MIVD, het bouwen van een doolhof zonder uitgang, leek succesvol.
Even dacht ik er aan de correspondent weg te halen daar, maar ook zo’n besluit zou de kwaadaardige geruchtenmachine kunnen voeden –was de hoofdredacteur soms getipt dat zijn correspondent niet langer betrouwbaar was? Ik was en ben volkomen overtuigd van de zuiverheid van de correspondent. Ik vond en vind de manier waarop hij met de gelekte informatie was omgegaan juist. Maar ik wist simpelweg geen oplossing op dat exacte moment, om de dreiging met chantage weg te nemen. Hij leek leeg, op dat moment. Onzeker over een onduidelijke toekomst.

(-)

Ik beloofde de correspondent hem te zullen beschermen. Ik kon me goed voorstellen hoe hij zich moest voelen. Alsof je in een moeras bent terechtgekomen, langzaam wegzinkt in de zompige modder,  en er niemand in de buurt is om je te redden, geen tak om je aan vast te houden. Een kwestie van tijd voor de journalist langzaam zou zijn verzwolgen.
Maar voor mij stond het vast: het zou goed komen, dat kon niet anders. Ik had alleen wat tijd nodig om na te denken en een oplossing te vinden.

(-)

Een vuile oorlog met de MIVD?
Er is geen Handboek Hoofdredacteuren dat beschrijft wat je moet doen in dit soort omstandigheden. Ik had besloten er met niemand over te praten. Niet binnen de NOS, zeker niet er buiten.
Mijn enige zekerheid, in mijn persoonlijke en professionele leven: als er iets gebeurt, probeer dan zo snel mogelijk de regie in eigen handen te nemen.
In dit geval leken we lijdzaam te zijn. De man van de MIVD voerde de regie en dat moest stoppen.
Ik dacht na over de wapens die wij hebben, het enige wapen. Publiciteit.
We zouden kunnen overwegen de vlucht naar voren te maken, als het ware: de vlucht naar voren te maken en onthullen wat er speelde. Dat zou ons ongetwijfeld helpen. Er zou opwinding zijn, steun voor de correspondent, Kamervragen, gedoe. De NOS zou dit wel winnen, naar buiten toe, was mijn inschatting. Maar ik rekende ook op een langer durende, vuile oorlog, die we niet konden regisseren. Een vuile oorlog tussen NOS en MIVD, met lekken, suggesties, verdachtmakingen, publicitaire valkuilen en dubieuze verhalen.Ik wist niet zeker dat het zo zou gaan, maar wist wel dat het zo zou kunnen gaan, en dus moest ik er rekening mee houden. Er leek mij een andere oplossing. Effectiever dan publiciteit kan het dreigen met publiciteit zijn.

(-)

Bellen met Henk Kamp
Ik besloot de minister van defensie te bellen, de politieke baas van de MIVD. Henk Kamp was het, destijds. Ik legde hem voor wat er gebeurd was en in welke klem de correspondent terecht was gekomen. Het was een open gesprek, met wederzijds respect. Ik zei hem dat ik overwoog om het verhaal naar buiten te brengen, en dat we alle twee precies wisten wat er dan in de Tweede Kamer ging gebeuren. Kamp zag het vermoedelijk al voor zich, op dat moment.
Hij bedankte me voor het gesprek, en vroeg een paar dagen de tijd om uit te zoeken wat er precies aan de hand was. Hij zei van niets te weten, wat mij op mijn beurt vanzelfsprekend leek. Er zal heel veel gebeuren in allerlei uithoeken van de wereld zonder dat al die stappen langs het bureau van de minister gaan, ondanks de ministeriële verantwoordelijkheid.

(-)

Na een paar dagen belde Kamp terug.
Hij had het verhaal uitgezocht, zei hij.
Het klopte, van A tot Z.
De man had, zei Kamp, gehandeld in strijd met de instructies.
De instructies waren aangescherpt. De man was weg.
En belangrijker: Kamp garandeerde dat de correspondent op geen enkele manier met dit verhaal geconfronteerd zou worden, ooit. Hij wilde, op een van zijn reizen, even langs gaan om het persoonlijk uit te leggen.
Kamp bedankte nadrukkelijk voor de ruimte die ik hem gegeven had deze kwestie intern op te lossen.
Ik bedankte hem voor de snelle manier waarop hij had gehandeld.
Ik liet de correspondent weten dat alles was opgelost, en de wijze waarop.
Hij kon verder, de enig juiste oplossing voor een voortreffelijk journalist, op dit punt juist daarom ook in mijn boek anoniem.

(-)

Was dit eerder gebeurd?
Deze kwestie was goed afgelopen, maar deed wel vragen opkomen waarop ik geen antwoord heb. Hoe vaak is het wel gelukt, zo’n benadering als deze? Hij was zo simpel dat hij ongetwijfeld niet voor de eerste keer is toegepast. Welke journalisten hebben ooit wel eens voor de ‘stillen’ geschnabbeld –omdat het wat geld opleverde? Omdat het voor het vaderland was en wel spannend? Omdat je ook wel eens wat terug kreeg?
Ik heb geen enkele aanwijzing overigens voor meer van dit soort gevallen, maar de voor de ‘stillen’ succesvolle contacten, hoewel ongetwijfeld uitzonderingen, spelen zich nu eenmaal in stilte af. Af en toe komt er wel eens een verhaal naar buiten over infiltratie in kringen van actievoerders, actiejournalisten, gewone journalisten. De Telegraaf onthulde in het voorjaar van 2011 de dubbele identiteit van journalist-AIVD-infiltrant Kraaijer. Fotojournalisten en anderen bleken te zijn geworven om te spioneren tijdens de Olympische Spelen in Bejing. Het gebeurt te vaak om alleen maar van incidenten te spreken.

Het grootste gevaar is journalistieke naïviteit. Denken dat het hier niet gebeurt, en ons niet gebeurt.

Jarenlang stond Hans Laroes als hoofdredacteur van de NOS – van het Achtuurjournaal tot met Het oog op Morgen en het Jeugdjournaal – midden in het nieuws. Zijn boek Littekens van de dag, is net uit. Over de kracht en zwakte van de journalistiek en het nieuws van morgen.