Gisteren ageerde wetenschappers van de Vrije Universiteit Amsterdam zich tegen het verbod op consanguïne huwelijken (neef-nicht huwelijken). Volgens hen werkt een dergelijk verbod averechts.
Ter informatie: in Nederland komen neef-nicht huwelijken voornamelijk voor bij Turken en Marokkanen. Volgens de VU-wetenschappers ligt het percentage tussen de 22 en 25 procent. Onderzoekster Oka Storms stelt dat het vaak om ‘vakantieliefdes’ gaat en dat veel neven en nichten elkaar niet kennen, ze voelen immers niet als familie aan.
Een verbod is volgens haar onzin omdat “het verhoogd risico voor aandoeningen bij kinderen van dergelijke huwelijken hetzelfde is als bij andere risicogroepen”. Een verbod is dus symboolpolitiek, stemmingmakerij en druist in tegen het multiculturele hart van deze wetenschappers.
De cultuurrelativist
Door neef-nicht huwelijken te vergelijken met andere risicogroepen slaan de VU-wetenschappers niet alleen de plank mis, maar gebruiken zij een oneigenlijk argument. Zij kijken puur naar het ‘effect’ van de handeling en niet naar de handeling op zich. Dus de handeling om een kind te krijgen na je 35ste levensjaar is gelijk aan een kind verwekken met een neef of nicht. Want wij in het Westen vinden het normaal om kinderen op late leeftijd te nemen zoals andere culturen het normaal vinden om met hun neef of nicht te vozen.
Echter, hierbij vergeten de wetenschappers dat neef-nicht huwelijken uiteindelijk ook kunnen leiden tot inteelt. Als het een cultureel gebruik is om met je neef of nicht te trouwen, wat stopt je dan om als nazaat van een neef-nicht huwelijk niet het voorbeeld van je ouders te volgen? Hoe zit het met de effecten van generaties lang inteelt? Zijn de risico’s hetzelfde als andere risicogroepen? Moeten we hier ook begrip voor kweken?
Geen verbod?
Voor de VU-wetenschappers dient er hoe dan ook geen verbod te komen. Een verbod werkt averechts en weerhoudt Turken en Marokkanen niet om met hun nicht of neef te trouwen. In plaats daarvan moeten wij deze mensen gaan voorlichten, maar waarom zou het één het ander moeten uitsluiten? Voordat we kunnen wijzen op de risico’s van neef-nicht huwelijken moeten we juist aangeven dat dergelijke relaties onwenselijk zijn. Alleen zo kun je mensen echt ontmoedigen en voorlichten.
Normeren is dus een must en is een wenselijk gegeven. Want hoe kun je neef-nicht huwelijken ontmoedigen als je het vergelijkt met een ‘vakantieliefde’ zoals Storms dat doet? Met het instellen van wetten en verboden veronderstellen we immers niet dat een gedraging nooit meer plaats zal vinden, we laten slechts zien welke gedragingen we wél en niet wenselijk vinden in onze samenleving. Dit is een primaire stap in het ontmoedigen van dergelijk gedrag.
Instrument
Het is de vraag of een neef-nicht huwelijk zo romantisch is als een ‘vakantieliefde’. Drie jaar geleden gaf minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Lodewijk Asscher een lezing aan de Universiteit van Amsterdam over dit onderwerp. Hij merkte terecht op dat neef-nicht huwelijken vaak als instrument worden gebruikt om zwakbegaafde kinderen in Nederland te laten trouwen met een importbruid. Dit leidt uiteindelijk tot een onwenselijke situatie waarbij de importbruiden moeten fungeren als mantelzorgers.
De discussie zou niet over de gepretendeerde wetenschappelijke relevantie en risicogroepen moeten gaan, maar over de sociale effecten van deze bestaande paren. Wat zijn de sociale effecten van een neef-nicht huwelijk in het Westen? Hoe zit het met de vrijwilligheid van dergelijke huwelijken? De VU-wetenschappers ageren zich tegen het stigmatiseren van neef-nicht huwelijken, maar het is de vraag of het romantiseren van dergelijke huwelijken nou wél de juiste toon is in de neef-nicht discussie.
Shashi Roopram is antropoloog en historicus.