Liesbeth Zegveld, hoogleraar Internationaal Humanitair Recht, is op last van het ministerie van Buitenlandse Zaken, geweigerd als lid van een onafhankelijke commissie die de regering adviseert over internationaal recht. Zegveld is ontstemd over haar afwijzing en denkt dat de weigering te maken heeft met haar kritische houding ten opzichte van de Koninklijke Familie.
In een interview met weekblad Nieuwe Revu verklaart de rechtswetenschapper deze week dat enkele commissieleden haar hadden voorgedragen, maar dat ze werd verzocht haar sollicitatie in te trekken. Zegveld is als advocaat betrokken bij een rechtszaak tegen Jorge Zorreguieta en suggereert een verband.
Buitenlandse Zaken blokkeerde
In het vraaggesprek geeft ze aan zelf ´geen enkele aanwijzing ´te hebben dat het Koninklijk Huis rechtstreeks ingreep, maar ze vermoedt wél dat haar werk als advocaat meespeelt in de beslissing. ‘Ik kan me voorstellen dat ze het niet leuk vinden. Het enige dat ik erover weet is dat die commissie bezwaar maakte. Die club zei toen: “We willen haar toch, maar Buitenlandse Zaken meldde dat het niet doorging.”
Commissie-voorzitter Marcel Brus bevestigt tegenover DeJaap dat Zegveld inderdaad niet mocht aanschuiven, nadat ze was verzocht te solliciteren. ‘Dat had ermee te maken dat er conflicterende belangen zouden kunnen optreden’, zegt de hoogleraar Internationaal Publieksrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen. De leden van de commissie worden per koninklijk besluit aangenomen.
Volgens Brus had de weigering niet zozeer te maken met de Zorreguieta zaak als wel met andere procedures waarin Zegveld tegenover de Nederlandse Staat optrad. Meest belangrijke was de Srebrenica-kwestie. Hierin staat Zegveld slachtoffers bij die een schadeclaim vorderen bij de Nederlandse Staat als gevolg van het lakse optreden in de Servische oorlog. ‘Dat zou kunnen botsen vond Buitenlandse Zaken’, zegt Brus.
Besluit lag bij minister
Brus noemt de afwijzing ‘niet leuk’. ‘Maar de uiteindelijke beslissing om iemand te benoemen ligt bij de minister. Dus, daar hebben we ons neergelegd.’
Op de website van de Rijksoverheid wordt de commissie aangeprezen als een ‘onafhankelijk orgaan dat op eigen initiatief, of op verzoek van regering of parlement adviezen uitbrengt´ op het gebied van internationale rechtsvraagstukken.