Fukushima is aan een ramp ontkomen. Dat is de algemene teneur in Fukushima zelf. Natuurlijk, het zal jaren duren voor de infrastructuur weer op peil is. Voordat alle geëvacueerden hun prefab golfplaten huisjes kunnen verlaten om terug te keren naar hun thuis. De streek zal de sporen van de tsunami nog jaren dragen: zelfs als je de verroeste boot die door de golven in een rijstveld is neergestort weghaalt, blijft de landbouwgrond door het zoutwater onbruikbaar.
Natuurlijk, er was ook nog die nucleaire ramp. Een groot probleem: hoe wordt er met de huidige kapotte centrale omgegaan? Hoe moeten de boeren die nu niet meer mogen produceren worden gecompenseerd? Ja, er bestaat tegengeluid, en dat groeit. Maar de gemene deler is: het valt mee met die kernramp.
Iedereen vertelt me: de stralingsniveaus zijn nu, bijna twee jaar na de ramp, al lager dan het Japanse gemiddelde in de jaren zestig, vijftien jaar na de bom. Dus het is zo erg nog niet. Of die cijfers zonder meer kloppen valt nog te bezien. De Japanse overheid is niet bepaald scheutig met informatie en we hebben onvoldoende nucleaire kennis om nu al met zekerheid wat te kunnen zeggen over de impact van de ramp.
De woorden zijn ook onderdeel van het vernislaagje dat bij de Japanse cultuur hoort. Ze zijn eveneens begrijpelijk. Het is een manier om met een grote nare gebeurtenis in je leven om te gaan, om grip te krijgen op de situatie. Maar er ligt een denkfout aan ten grondslag. Een die vaak en op veel plekken wordt gemaakt.
In vergelijking met de bom valt alles mee
De bom, dat was de sleutel van de hel in menselijke handen. Groot kwaad, dat konden we voortaan zelf, zo lieten mensen in diezelfde periode ook in Europa zien. Na de eerste wereldoorlog ontstond er een zoektocht naar de aard van mensen en hun schuld en onschuld. Die werd na de tweede wereldoorlog beslecht. In onze beleving zijn de gebeurtenissen in de late jaren dertig en de jaren veertig niet te evenaren. Ze hebben ons getekend. Ik wil hier geen historiografisch overzicht geven van ons denken over ons denken, maar wat ik hier zeg is niet controversieel.
In Hirosjima krijgen hordes schoolreisjes in een groot museum de geschiedenis voorgeschoteld. Hoe een havenstad een symbool werd voor meer, voor veel meer. Het museum plaatst de bom in wereldcontext. Roept op tot nucleaire ontwapening, stelt dat we het recht hebben om te leven zonder angst voor De Bom. Recht hebben op vrede. Dit nooit weer.
Minder erg is niet minder erg
Geen wonder dus, dat Fukushima minder erg is dan de bom. Gelukkig maar. Iets is minder erg dan het ergste dat je tot dan toe kende, dat hoop je, dat wil je. Je wil niet dat die grenzen worden opgerekt. Maar hoe logisch de bom als maatstaf hier ook mag zij n- Japan heeft zijn voorsprong op het gebied van nucleaire kennis ‘the hard way’ verworven -, je hebt er niet zoveel aan. Dat het ene erger is dan het ander, maakt het ander niet minder erg. Dat staat los van elkaar.
Ik hoorde het ‘minder erg dus niet erg’ argument ook vaak bij mijn onderzoek naar Tsjernobyl, en ook nu in Fukushima hoorde ik het weer. Uit -deugdelijk- onderzoek blijkt dat psychologische factoren (stress door evacuatie, angst) een veel grotere negatieve gezondheidsimpact hebben gehad dan de gemeten effecten van blootstelling aan straling. Natuurlijk moet daar direct het voorbehoud bij dat we die laatste effecten onvoldoende kennen. Maar stel dat het waar is, nou en? Het wordt vaak als argument aangedragen dat die stralingseffecten dus wel meevallen. Dat slaat nergens op. Als x+1 bestaat, zegt dat niets over de omvang van x, behalve dat x kleiner is dan x+1.
Het is geen syrië, dus niet erg
Ik kom het argument ook elders vaak tegen. We hebben in Nederland nauwelijks aandacht voor Wit-Rusland, onze buurdictatuur. ‘Natuurlijk, het is erg hoor, die dissidenten die gevangen zitten, die alom aanwezige KGB en die doodstraf. Maar laten we wel wezen, het is Iran niet. En zeker geen Syrië.’
Dat wat er in Syrië aan de hand is veel gruwelijker is dan in Wit-Rusland zal ik niet betwisten. En in vergelijking met Noord-Korea is Wit-Rusland ook maar een gezellige huis-tuin-en-keukendictatuur. Maar weer: nou en?
Natuurlijk is het belangrijk om dingen in proporties te zien. En natuurlijk moeten we aan de hand daarvan prioriteiten stellen. Als ik vannacht door de duivel wordt gewekt en te horen krijg dat hij mij heeft verkozen om een onmogelijke beslissing te nemen; een bloeiende democratie in Wit-Rusland of een einde aan de gruwelijkheden in Syrië, dan kies ook ik met mijn gehamer op mensenrechten in Wit-Rusland direct voor Syrië. Maar moet ik nu maar ophouden met me druk maken over Wit-Rusland omdat er zoveel geweld is in Syrië? Moeten we onze schouders maar ophalen over Fukushima omdat er elders ooit ook twee bommen vielen? Als je deze lijn van denken volgt, kun je ook Syrië wel aan z’n lot overlaten. De geschiedenis voorziet immers best in één of twee dingen die toch heus erger zijn.
Of het nu x is, x+1 of x-100: het kan allemaal reusachtig ‘erg’ zijn. Als dat het geval is, verdient het onze aandacht.
Franka Hummels is historica en freelance journalist, gespecialiseerd in Oost-Europa, met name Wit-Rusland. Ze schreef een boek over de nasleep van de Tsjernobylramp: ‘De Generatorgeneratie, leven na Tsjernobyl’. Op dit moment reist ze voor werk door Japan.