Na de aanhouding van de verdachte in de Vaatstra-zaak volgde er vrijwel meteen een reeks artikelen met kanttekeningen bij het gebruik van DNA. Critici met een chronisch wantrouwen tegen het verzamelen van privé-gegevens lieten duidelijk weten dat dit succesje geen invloed heeft op hun mening over DNA-databanken. DNA blijft immers ‘enge’ informatie, en misbruik ligt altijd op de loer, is de boodschap. Dit is ook de strekking van het artikel van Rutger Schimmel op DeJaap.
De houding rondom het gebruik van privé-gegevens door overheidsinstanties is vaak nogal dubbel. Zodra we slachtoffer dreigen te worden van geweld of een enge ziekte eisen we hulp van de politie of een dokter. En de kritiek op eventueel falen van deze beroepsgroepen is vaak hard. Maar als politie of medici graag DNA of andere gegevens willen van mensen die niét acuut gevaar lopen is al snel sprake van ‘schandelijke’ privacy-schending. Mensen denken blijkbaar heel zwart-wit; Je bent patiënt, verdachte of geen van beiden, en in het laatste geval is er dus ook geen reden om gegevens af te staan. Zie ook de discussie rond het Elektronisch Patiënten Dossier.
DNA-privacy
Maar wat is eigenlijk het concrete gevaar van grootschalige opslag van DNA? Uiteraard denk je dan aan het gebruik van DNA voor doeleinden waar het niet voor afgegeven is. Een overheidsinstantie of een zorgverzekeraar die dit zou proberen, zou echter snel door de mand vallen, omdat je moeilijk kan verbergen dat er onrechtmatig gebruik is gemaakt van DNA. Een zorgverzekeraar kan bijvoorbeeld moeilijk claimen dat ze er toevallig achter gekomen zijn dat persoon X een erfelijke ziekte heeft en daarom niet verzekerd kan worden. Als een dergelijk onwaarschijnlijk scenario zich al voor zou doen, kan dit makkelijk met behulp van wetgeving of rechtspraak gecorrigeerd worden.
DNA zou onrechtmatig gebruikt kunnen worden voor medisch onderzoek. Uiteraard is het niet de bedoeling dat een onderzoeker dit doet, maar je kan mensen die nare, dodelijke ziektes proberen te genezen of te voorkomen toch moeilijk als ‘bad guys’ afschilderen. En ook in dit geval kunnen onderzoekers moeilijk hun resultaten bekend maken zonder dat ze moeten toegeven dat ze ongevraagd DNA hebben gebruikt. Als het ze überhaupt al lukt om het DNA te stelen van de instantie die het in beheer heeft.
Bovenstaande voorbeelden zijn tekenend voor het gebrek aan realiteitszin rond DNA-misbruik. Concrete voorbeelden van misbruik van DNA waarbij de donor écht slachtoffer is, kunnen niet gegeven worden. Het blijft bij een vage ‘Big Brother-fobie’, vergelijkbaar met de mensen die hun kinderen niet laten vaccineren omdat ze denken dat de overheid microchips wil implanteren in hun kinderen.
Thuis blijven
Schimmel suggereert in zijn stuk dat we, in plaats van op DNA te vertrouwen als veiligheidsnet, beter ons dagelijkse gedrag kunnen aanpassen. Zo hadden de ouders van Marianne Vaatsra haar niet ‘s nachts naar de disco moeten laten gaan, volgens Schimmel. Naast dat dit een nogal lage sneer richting de Familie Vaatstra is, is de onderliggende boodschap van deze opmerking nogal deprimerend: Als we nou maar in het weekend met zijn allen thuis blijven, worden we ook geen slachtoffers van verkeersongelukken en moordpartijen. En dan hoeft de politie of de dokter dus ook geen betere methoden te vinden om ons te beschermen tegen dit soort ellende. Dit is misschien een redenatie die voor de Amish goed werkt, maar vermoedelijk is de gemiddelde Nederlander niet van plan uit veiligheidsoverwegingen semi-permanent achter de geraniums te gaan zitten.
Schimmel doet daarbij totaal geen recht aan de mogelijkheden van DNA door het alleen als hulpmiddel bij moord of doodslag te omschrijven. DNA is niet alleen bruikbaar bij aanranding, diefstal en berovingen maar ook bij onderzoek naar (erfelijke) ziektes, het achterhalen van kwijtgeraakte familieleden, antropologisch onderzoek en het identificeren van slachtoffers van ongevallen of rampen. De veronderstelling dat het verzamelen van DNA alleen maar nuttig is om enkele moorden te voorkomen, is daarom geheel onjuist.
Nieuw beleid nodig
Nederland wordt nog steeds gezien als een min of meer progressief land, en zou zich kunnen onderscheiden door een modern en flexibel beleid voor DNA-gegevens op te zetten. Zo zou er een soort DNA-codicil ontwikkeld kunnen worden, waarbij burgers zelf aangeven het DNA voor bepaalde, zelf te selecteren doeleinden beschikbaar te willen stellen(onderzoek naar ziektes, antropologie, of criminaliteit) of niet. Commercieel misbruik zou voorkomen kunnen worden door de gegevens, onder strenge voorwaarden, gratis te verstrekken. Dit zou beleid zijn die vooruit loopt op technologische en maatschappelijke ontwikkelingen in de 21e eeuw. Uiteraard zal dit niet geheel voorkomen dat er af en toe pittige discussies over het recht op ‘DNA-privacy’ ontstaan. Maar het alternatief is dat we als een koppige 19e eeuwse boer met een riek voor de stoomlocomotief der vooruitgang gaan staan.