Deze week vonden er twee opvallende gebeurtenissen plaats als het gaat om de ‘nieuwe manier van kijken’ die Johan Cruijff heeft geïndoctrineerd in het beursbedrijf dat AFC Ajax heet. Allereerst werd Edwin van der Sar aangesteld als directeur marketing. Onder de hoede van de als entrepreneur gepokt en gemazelde Michael Kinsbergen krijgt de voormalige topkeeper de tijd om zich in de schaduw te ontwikkelen tot een zwaargewicht op een commerciële positie van formaat.
Daarnaast schrikte iedereen binnen PSV op toen bekend werd dat het grootste talent van de opleiding, de 16-jarige Riechedley Bazoer, een contract zou tekenen bij Ajax. Omdat reglementair niet is toegestaan dat dit van oorsprong Utrechtse voetbaltalent niet meer voor zijn nieuwe club mag spelen in het huidige seizoen, tekent hij een contract bij Ajax dat pas ingaat per 1 juli 2013.
Eerste voortekenen
Dat een jonge voetballer op zo’n moment in zijn prille carrière al een half seizoen opgeeft om niet te mogen voetballen voor zijn nieuwe club waar hij zijn naam wil vestigen, zegt al voldoende. Riechedley Bazoer ziet bij Ajax meer kansen om door te breken dan bij PSV en kiest daarom voor zijn eigen ontwikkeling, naar eigen zeggen omdat hij “erg onder de indruk was van het sportieve plan”.
Is dit het eerste voorteken dat de fluwelen revolutie van Cruijff zijn vruchten afwerpt? In zijn visie moet een voetbalclub gerund worden door voetbalmensen, die bekend zijn in en met de voetbalwereld en kunnen bogen op vele jaren praktijkervaring op topniveau. Bazoer en zijn naaste omgeving zijn het hier kennelijk mee eens, aangezien deze voorwaarde voor hen de belangrijkste reden was om de pikante overstap te maken. Met alle oud-voetballers die om De Toekomst heen zwermen zal hij, is hun veronderstelling, de kans krijgen om sneller te groeien dan wanneer hij in alle luwte op De Herdgang was blijven trainen met al die middelmatige trainers uit het zuiden des lands. Daarbovenop geteld geven de statistieken aan dat in Amsterdam gemiddeld het hoogste percentage jeugdspelers doorbreekt van alle BVO’s tegenover een beduidend en significant lager percentage in Eindhoven.
Absolute top
Voetbaltechnisch gezien snijden deze argumenten van een jonge voetballer hout. Maar geldt dit ook voor de top van een beursgenoteerd voetbalbedrijf? Sinds de opmerkelijke thuiskomst van Cruijff in het einde van 2010 zijn er in de top van de ArenA de nodige wijzigingen doorgevoerd. Eerst was er de roemruchte aftocht van verandermanager en voorzitter Steven ten Have, vervolgens de stille trom waarmee algemeen directeur Rik van de Boog vertrok en voorlopig het laatste slachtoffer was commercieel directeur Henri van der Aat. De precieze redenen van het afserveren van deze mannen die hun sporen in de zakelijke wereld ruimschoots hadden verdiend, zijn nog altijd omgeven met een zekere duisternis. Zelfs oud-voetballer Edwin Olde Riekerink, met een niet geheel onverdienstelijke profcarrière bij Sparta en FC Groningen, moest eraan geloven. Met zijn verleden bij stabiele, maar middelmatige eredivisieclubs was hij in de rol van Hoofd Opleidingen volgens Cruijff kennelijk niet “top” genoeg.
Feit is wel dat vrijwel de gehele Ajax-top inmiddels is vervangen door oud-profvoetballers die in het verleden naam hebben gemaakt in de absolute top van de voetbalpyramide. Zij hebben hun sporen weliswaar verdiend in het verleden, maar wel met zeer specifieke vaardigheden. Zij beschikten over ver bovengemiddelde fysieke capaciteiten, een fabelachtige techniek om te rennen en ondertussen de bal 100 x hoog te houden en –toegegeven– zij waren bestand tegen de immense druk van buitenaf die ook toen al aan voetballers werd opgelegd door commerciële belangen en de publieke opinie.
Op dit moment is Frank de Boer hoofdtrainer van Ajax 1, zijn Dennis Bergkamp en Wim Jonk door Johan Cruijff naar voren geschoven als dé mannen die de jeugdopleiding van nog meer nieuw elan kunnen voorzien en wordt de een na de andere oud-voetballer opgeduikeld. Denk aan de uit het oog verloren Dean Gorré, Kenneth ‘ik wil het liefst Jack van Gelder achterna’ Perez en de altijd kopsterke John Bosman. Dit alles om het uiteindelijke doel van Cruijff te bewerkstelligen: het niveau van de technische vaardigheden van die jonge gassies dusdanig hoog maken, dat zij moeiteloos in de mondiale top kunnen meedraaien.
Contingent oud-voetballers
Men zegt vaak dat de carrière van een voetballer maar zo’n vijftien jaar duurt. Binnen Ajax denken ze daar inmiddels heel anders over. Binnen twee jaar heeft daar een contingent oud-voetballers de regie van een betaald voetbalclub (waarbij de nadruk meer ligt op ‘betaald’ dan op ‘voetbal’ en het woord ‘club’ het beste kan worden vervangen door ‘bedrijf’) vrijwel volledig overgenomen. Marc Overmars is toegetreden tot de directie en per direct wordt Edwin van der Sar klaargestoomd om de marketing en de commerciële koers van een BVO te bepalen. Hij heeft net een masterdiploma op zak dat nat nog is van de inkt. Overigens ondertekend door de University van de oude leermeester zelf.
Toch zegt zijn verleden als profvoetballer niets over zijn capaciteiten als manager. Hoewel er genoeg voorbeelden zijn van oud-sporters die niets te zoeken hebben in een managementfunctie (en nee Ruud Gullit, met alleen charisma kom je er niet), heeft bijvoorbeeld Marc Overmars laten zien bedrijfsmatige werkzaamheden uitstekend te beheersen. Na zijn succesvolle carrière investeerde hij veelvuldig in vastgoed, wat hem (voor de crisis toesloeg althans) in het geheel geen windeieren legde. Nadat hij in een korte periode als technisch directeur bij Go Ahead Eagles ook deze club in gunstig stromend vaarwater bracht, was de overstap naar Ajax een verstandige en logische keuze van beide partijen.
Met Edwin van der Sar aan het roer van de marketing afdeling neemt Ajax weliswaar een risico, maar met een juiste combinatie van voetbalkennis en de juiste capaciteiten en vaardigheden hoeft ook deze keuze in het geheel geen verkeerde te zijn. Ook bij zware commerciële functies in het bedrijfsleven wordt continu gezocht naar mensen die hun sterk inhoudelijke kennis kunnen verenigen met uitmuntende commerciële vaardigheden. Tot zover 2-0 voor het kamp-Cruijff.
Drillprogramma’s
Vooropgesteld, jeugd opleiden om plezier te hebben en hun basisvaardigheden dusdanig in te slijpen opdat hun basisniveau dermate hoog is om in te kunnen stromen in de top, onderschrijf ik volledig. Zeker jonge voetballers hebben niets anders dan baat hierbij. Geen moeilijke spelsystemen, geen conditionele drillprogramma’s die alleen maar afbreuk doen aan hun plezier, en een geleidelijke maar in niveau stapsgewijze doorstroming van talenten, bieden hoop voor een glorieuze toekomst op zowel sportief als psychologisch vlak.
Toch mis ik in de allesomvattende filosofie van Johan Cruijff een fundamenteel aspect waar zijn hele plan mee valt of staat. Want als jonge voetballers eenmaal het basisniveau hebben bereikt, zijn zij dan daadwerkelijk klaar om week in week uit optimaal te presteren? De druk die topvoetbal met zich meebrengt is dan immers niet meer een kwestie van technische vaardigheden, fysieke inhoud of tactisch inzicht. Pas dan komt het in de kern aan op mentale weerbaarheid. Iets waar de verantwoordelijken in de jeugdopleiding wellicht wel wat kaas van hebben gegeten, maar waaraan in de filosofie van Cruijff bij jeugd juist geen aandacht aan geschonken hoeft te worden.
Coach de coach
De verantwoordelijke voor het proces naar mentale volwassenheid is namelijk geen trainer, maar een coach. In de filosofie van Cruijff is daar maar één man verantwoordelijk voor, namelijk de hoogste in rang van het eerste elftal: de hoofdcoach. Wie coacht deze coach als hij fouten maakt of tegen zaken aanloopt waar hij in zijn eigen actieve carrière nog nooit mee te maken heeft gehad? De huidige hoofdcoach van Ajax, Frank de Boer, heeft in zijn carrière veel meer gewonnen dan verloren. Hoe hij met verlies omgaat bepaalt voor een groot gedeelte hoe zijn –veelal jonge– spelers met tegenslagen omgaan.
Voorafgaand aan de Olympische Spelen in Londen had NOC*NSF het inzicht om een zogenaamde coach voor de coaches aan te stellen. De betreffende persoon, Francesco Wessels, had een dusdanig goed contact met de coaches in het werkveld aldaar, dat hij hen van raad en daad kon voorzien om adequaat te anticiperen op onvoorziene omstandigheden. Als voor deze essentiële positie in de top van Ajax niet ook de noodzakelijke ruimte wordt gemaakt, zullen Overmars en Van der Sar en ook al die anderen die onder hun bewind vallen, niet optimaal gebruik kunnen maken van hun eigen talenten en capaciteiten. Hoewel Cruijff tot nu toe het gelijk aan zijn zijde lijkt te hebben, staat hij pas met 2-1 voor op zijn critici.
Matthijs Kruk is sportpsycholoog VSPN® bij Sportgeest, waarvoor hij individuele sporters en teams traint en begeleidt op het mentale vlak. Daarnaast is hij columnist, omdat hij psychologie in de sportwereld wil doorgronden en aan een groter publiek inzichtelijk wil maken.